‘Pulp Fiction’ en de bestormers van de Britse ambassade

Grote verontwaardiging onder Iraniërs dat het Iraanse regime de bestormers van de Britse ambassade afgelopen dinsdag ‘studenten’ noemde, terwijl het, zoals ik hier al een paar keer meldde, om basiji ging. Ook groot is de verontwaardiging dat die bewering van het regime, waarmee ze de miljoenen studenten die aanhanger zijn van de Groene Beweging in diskrediet willen brengen, door veel westerse media werd overgenomen. Lees verder

Iran laat “studenten” die Britse ambassade bestormden vrij

Iran heeft 11 militante studenten vrijgelaten die dinsdag de Britse ambassade in Teheran hebben bestormd. Dat liet het semi-officiële nieuwsagentschap Fars vanaag weten.

Volgens Fars liet de politie de studenten gisterenavond vrij, een dag nadat ze gearresteerd werden. Er volgde geen verklaring van het regime voor de vrijlating van de studenten. Volgens de Iraanse wet kan het beschading van andermans bezittingen tot een gevangenisstraf van drie jaar leiden. Lees verder

Britse ambassade in Teheran bestormd; spanningen Iran-GB lopen verder op

De Iraanse politie heeft zes medewerkers van de Britse ambassade in de hoofdstad Teheran bevrijd. Zij waren door demonstranten gegijzeld. Dat meldde het semi-officiële persbureau Fars. Staatsmedia hadden de gijzeling aanvankelijk gemeld, maar het bericht daarna om onduidelijke redenen ingetrokken.

Eerder vandaag werd de ambassade bestormd. Enkele tientallen jongemannen drongen de Britse ambassade binnen. Fars heeft het over ‘studenten’ maar waarschijnlijker is dat het om Basiji gaat – de beruchte ‘stoottroepen’ van het islamitische regime. Ze gooiden ramen in en hebben de Britse vlag neergehaald, verbrand en vervangen door een Iraanse. Lees verder

Neda’s dood en een sigaret-met-deodorant in Teheran

Een stille dag buiten, en ook een stille dag in mijn hart. Vandaag is het een jaar geleden dat Neda Agha Soltan in Teheran op straat werd neergeschoten. We hebben allemaal de videobeelden gezien van haar dood, maar steeds als ik er opnieuw mee geconfronteerd word, ben ik net zo misselijk als toen ik op televisie voor het eerst naar haar ogen keek waaruit plots alle leven wegstroomde – letterlijk en figuurlijk.

Ik was in Teheran toen ik de beelden van Neda’s dood zag. Op 20 juni ’s avonds laat kwamen we vanuit Shiraz weer aan in de hoofdstad, die een belegerde indruk maakte. In de taxi op weg naar het hotel wist ik toen nog niet dat Neda die dag was neergeschoten – informatie bereikte ons amper; mobiele telefoons en het internet waren geblokkeerd. Dat ik ’s avonds op mijn hotelkamer toch de beelden van Neda’s doodsstrijd zag, kwam omdat het hotel een satellietontvanger had, en ik dus ook naar een aantal Arabische zenders kon kijken.

In mijn boek Duizend-en-één dromen heb ik het als volgt beschreven:

Terwijl ik ’s avonds op bed een alcoholvrij biertje drink, zie ik op een Arabische televisiezender een beeld uit Teheran dat mijn adem afsnijdt. Een jonge vrouw wordt van dichtbij gefilmd met een mobiele telefoon terwijl ze dood ligt te gaan op de straatstenen. De beelden worden nog een paar keer getoond, en elke keer word ik misselijker. Een vrouw van mijn leeftijd, een vrouw zoals ik er tijdens mijn drie weken hier zoveel heb ontmoet, een vrouw die gewoon wilde leven en gelukkig zijn, ligt te sterven op straat. Het bloed stroomt uit haar lichaam en over haar gezicht, en plots blijft haar rechteroog wijd opengesperd. De vrouw wordt een porseleinen pop waarin geen hart meer klopt, en een symbool voor de strijd van miljoenen Iraniërs voor vrijheid. Neda betekent ‘stem’ in het Perzisch – symbolischer kan haast niet. Neda Agha Soltan is de stem geworden van miljoenen Iraniërs wier stem brutaal onderdrukt is. Ze werd neergeschoten door een basiji die zich had verscholen op het dak van een huis. Ik kan bijna niet bevatten dat dit alles gisteren heeft plaatsgevonden, op niet eens zo’n grote afstand van het hotel waar ik nu op bed zit met een nepbiertje. Ik voel immense woede mijn keel dichtsnoeren.

Ik vertel u hier iets wat in mijn boek niet staat. Toen ik de beelden had gezien, ging ik aan fotograaf Pieter-Jan De Pue vertellen wat er gebeurd was. Samen keken we nog een aantal keer naar de beelden op de televisie, en we zeiden niets. Plots doorbrak ik de stilte: “Ik heb zin in een glas bier.”

Pieter-Jan lachte eventjes luid. En ik lachte eventjes. We lachten uit ellende, we lachten om de pijn te vergeten van wat we net gezien hadden, we lachten om de angst te verjagen. Op de daken van Teheran weerklonk op dat moment luid de stem van een meisje dat ‘Allahu Akbar’ riep. Mijn hart bloedde. Mijn Iran was in oorlog, en ik kon niets doen – ik moest zelfs die nacht verplicht het land verlaten en de mensen die hun verhaal wilden vertelden noodgedwongen in de steek laten.

Bier hadden we niet, dus besloot ik maar de twee laatste sigaretten te roken uit het pakje Marlboro Light dat in mijn rugzak zat. Eigenlijk rook ik zelden, maar in Iran af en toe wel – die ‘geestelijke’ ontspanning had ik soms nodig. ‘Probleem’: mijn aansteker was leeg. Ik ging naar de receptie van het hotel: nee, ook zij hadden geen aansteker. Naar buiten durfde ik niet te gaan: het was al donker, en je als een van de laatste westerse journalisten in Teheran nu op straat begeven, was gewoon dom.

Pieter-Jan, avonturier pur sang, had plots een idee. We namen mijn deodorant en de aansteker, en met het gas dat uit de spuitbus kwam door lichtjes te spuiten, hadden we plots een grote steekvlam.

Ik herinner me hoe we schaterden van het lachen toen we eindelijk vuur hadden. Neda was dood, ik kon haar blik niet uit mijn hoofd krijgen, maar toch lachten we, en het was een van de meest bevreemdende momenten uit mijn leven. Ik wilde huilen, maar ook niet, omdat ik dan niet zou kunnen stoppen, dus deden we alles om toch maar even te lachen.

Neda is een jaar geleden overleden, maar ze is niet dood. Ze wilde een vrij Iran, en ik ben zeker dat haar gruwelijke dood daartoe zal bijdragen. Laten we haar niet vergeten en vaak naar het liedje luisteren dat Chris deBurgh voor haar heeft geschreven: Let there be joy where there was sorrow, let there be hope where there was none, and even as your life-blood flowed away, Neda, your heart is living on.

Het leven, de mens, de herinneringen, en Iran, nog steeds Iran


Belgisch zomerweer, al de hele dag. Ik stond op met de zon, daarna kwam er een plensbui, dan weer zon, en nu giet het water.

Het weer buiten past niet bij het weer in mijn hoofd. Ik verklaar mij nader: dezer dagen zit ik met mijn gedachten weer helemaal in Iran. Het is een jaar geleden dat ik er op reportage was, en blijkbaar zit de menselijke geest zo in mekaar dat wanneer iets een jaar geleden is, we er vaker aan terugdenken – daarop is immers het principe van verjaardagen gebaseerd.

Dag op dag een jaar geleden was ik voor het eerst in Arak, de stad die in het Westen vooral bekend is omwille van de kerncentrale die er gebouwd is. Van Arak herinner ik me onder andere dat het de meest ‘normale’ stad was die we tot dan toe bezochten: eerst kwam Teheran, en pas toen wist ik wat het woord ‘drukte’ betekende; daarna kwam Qom, en pas toen wist ik wat het woord ‘streng-islamitisch’ betekent.
Maar Arak, nee, Arak was anders. Arak hield het midden tussen Teheran en Qom, en ik voelde me er meteen op mijn gemak. Heerlijk vond ik het hoe de stad volledig omringd was door de bergen; er als een soort ‘kuil’ middenin lag. Ik zag bergen waar ik ook keek; bruingele bergen.
Toen ik op mijn eerste avond in Arak een heel lange wandeling door de stad maakte en de zon langzaam zag verdwijnen achter de bergen, had ik in mijn hoofd plots het beeld van een menselijke hand die het hoofdje van een baby omsluit, voorzichtig, zacht, beschermend. Zo voelden de bergen van Arak aan. Als een eeuwig, oeroud, menselijk gebaar, dat de steeds veranderlijke realiteit omhelst.
Toen het ’s avonds donker werd en ik alle hoekjes van de bazaar had verkend, kwamen er plots twee jongemannen naar me toe. Supporters van Mir-Hossein Mousavi. Nooit zal ik de baby vergeten die een van hen in zijn armen droeg. Eerst dat hoofdje van de baby in mijn gedachten, daarna deze echte baby, die de jongens beschermden en voor wie ze een betere en groenere toekomst wilden.
Alles is na 12 juni 2009 anders uitgedraaid dan we verwacht hadden. Maar de bergen van Arak zijn er nog, en op groen moeten wij, die van Iran houden, alleen nog maar een beetje wachten. Met geduld komen we er wel.
PS Vanaf nu zal ik op deze blog elke dag terugblikken op mijn reis.

Over dadels en doorns

Het voelde als een klap in mijn gezicht: de beelden van Saaed Hajjarian, die gisteren in Teheran terechtstond op de vierde zittingsdag van het massaproces tegen Iraanse hervormingsgezinde politici, journalisten en demonstranten.
Daar zat hij, een van de invloedrijkste hervormers van Iran: gehesen in een blauwe pyjama, gebroken, gekraakt, tot op het bot van zijn waardigheid ontdaan. In 2000 probeerde het regime hem te vermoorden. Hij kreeg een kogel in het hoofd, maar overleefde de aanslag. Sindsdien is hij invalide en is zijn spraakvermogen ernstig aangetast. Vandaag wordt hij beschuldigd van ‘acties tegen de nationale veiligheid.’
Ooit was er in Iran de koning-der-koningen, sinds 1979 is er de ayatollah-der-ayatollahs, en vandaag heeft het regime daar iets aan toegevoegd: de vernedering-der-vernederingen. Hijs een groep mannen in het intiemste aller kledingstukken: een pyjama. Gebruik het internet, dat medium waar je zo’n hekel aan hebt, en stuur foto’s van de hervormers in hun zielige blauwe pyjama’s de hele wereld rond. Rol je spierballen, en voel je de enige echte machthebbers van de Islamitische Republiek.
Zielig, deze mensen. Ik veracht hen, en in mijn dromen en gedachten wens ik hen nog niet eens een halve pyjama toe. Depressief werd ik bijna toen ik las wat de aanklager gisteren tegen de mensen in de rechtszaal zei: dat ze met hun beweringen over fraude bij de verkiezingen ‘het glorieuze bestaan van 30 jaar democratie in Iran’ hebben ontkend. Hajjarian ging over tot een ‘bekentenis’ en vroeg ‘vergiffenis aan het Iraanse volk’.
Bij zoveel leugens, zoveel arrogantie en zoveel domheid is het soms moeilijk om de hoop niet te verliezen. Ik zocht troost in de Perzische poëzie, en vond die bij Naser-e Chosrow (1004- ca.1075): De goeden moet je zoeken tussen de slechten,/zoals je dadels plukt tussen de dorens. Een ding is duidelijk: er zijn in Iran veel meer dadels dan doorns. Het Iraanse volk en de hervormers in hun pyjama’s mogen daarom niet en nooit de hoop verliezen. Als onderdanen een tiran ontvluchten,/ raakt overal zijn slechte naam bekend./Je ondergraaft je eigen fundament/als je het legt door kwaad te doen. (Saadi)

bronnen: NRC Handelsblad, The Huffington Post

Schokkende getuigenis over verkrachting in Iraanse gevangenis

In onze media wordt er amper nog over bericht, en daarom kunnen mensen wel eens de indruk hebben dat het ‘rustig’ is in Iran. Dat is echter bijlange niet het geval. Na het schokkende nieuws van Mehdi Karroubi dat hij bewijzen heeft dat in gevangenissen in Teheran verkrachtingen van demonstranten plaatsvonden, komen ook nu de eerste getuigenissen naar buiten. Lees in de Britse krant The Times het verhaal van de 15-jarige Reza.