Hoewel de etmalen nog steeds even lang duren, zijn dit de kortste dagen van het jaar. Vochtige dagen, die in een hoofdkussen van duisternis lijken te liggen. Het natte asfalt katapulteert waterdruppels van mijn fietsbanden langs mijn fietslamp de nacht in: het zijn oplichtende gensters die gloeien in het donker, alsof ik de nacht las met een fosforvlam in gang gehouden door mijn pedaalslagen. Ik haast me naar huis, naar mijn kat. Naar naasten die in dezelfde duisternis hun kamers warm voor me houden. Het geringe daglicht van december laat maar weinig indrukken toe. Vandaag slechts één: een man van eind de vijftig die in de trein geduldig wacht om uit te stappen, gekleed in een confectiejas met aan zijn voeten blauwe klittenbandschoenen – velcro’s.
Ik kan me nauwelijks bedwingen om de vier flappen aan zijn voeten veelvuldig open en dicht te kritsen. Te kritsjen? Het gevoel van klittenband laat zich heel moeilijk in woorden vatten: kritsen, kratsen? Gripsen, Grapsen? Kritsjen toch maar. Zoals velen kon ik me als kind eindeloos over mijn velcroveters verbazen. Het geloof dat die dingen daadwerkelijk aan elkaar kleefden steeds weer opheffend voor het genot van dat geluid, van de sensatie. In de schaduw van een struik een uur lang je voeten dichtgespen, zo liep de zomer toen. Ondertussen is het vijf uur. Het klittenband verzegelt mijn gedachten terwijl het donker wordt. Asvallend en nachtlassend race ik door de regen naar huis om daar bij mezelf in alle rust te partycrashen. De zetel zegt dag, de tv bromt hoi, het bed ligt wachtend op zijn rug. De rest van het jaar wil ik enkel nog meubelen strelen of mijn kat aanstaren. En hier en daar een mens heel minzaam aaien.