‘Had u niet graag tien postzegels gewenst?’

Deze column verscheen gisteren op DeMorgen.be

Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: ijspegel.

Eén keer per week ga ik in alle vroegte hardlopen. Niets zo gezond voor lichaam en vooral geest als de dag en jezelf in stilte voelen ontwaken. Altijd eindig ik mijn tocht op dezelfde bank in het stadspark, waar ik uitkijk over een vijver die in de zomer kwetterende eendjes huisvest maar ’s winters met verve het begrip ‘roerloosheid’ uitbeeldt. Aan de rug van de bank waarop ik zat hing een eenzame ijspegel. Een mooi woord waarvan ik me afvraag waarom het geen ‘ijskegel’ is – maar gelukkig is onze taal vaak niet logisch. IJspegels, dacht ik, zijn net als woorden: hun schoonheid weet te zalven en ontroeren maar hun scherpte kan je ook als een mes verwonden.

Later op de dag wandelde ik naar het postkantoor. Op de markt hoorde ik een bejaarde vrouw met een wandelstok en moeizame tred aan een man vragen of hij haar even kon helpen. De man stak zijn hoofd dieper in zijn kraag en wandelde gewoon verder. Terwijl hij uit mijn gezichtsveld verdween, zag ik hem in een ijspegel van één meter tachtig veranderen. De vrouw richtte zich daarna tot mij. ‘Kunt u even iets voor me doen? Het spijt me dat ik dit moet vragen maar ik ben bang om alleen over te steken op deze drukke plek.’ Mij speet het vooral dat mensen vandaag angst moeten hebben om die vraag te stellen.

In het postkantoor stond voor mij een oude man. Hij had één postzegel nodig. ‘Als je er tien neemt, zijn ze goedkoper’, zei de vrouw achter het loket vriendelijk en haast zeemzoeterig. De man schudde het hoofd. ‘Ik heb er maar één nodig’. Er viel een ijzige stilte. De man voelde zich zichtbaar ongemakkelijk. ‘Het is koud, hé, buiten’, zei hij, in een poging het ongemak wat te verjagen. Maar de vriendelijkheid van de vrouw was al weggesmolten. ‘Tja’, antwoordde ze alleen maar. Tot hem sprak geen vrouw, maar een ijspegel.

Toen ik op Twitter melding maakte van het voorval in het postkantoor, antwoordde iemand die voor b-post werkt dat mensen nu eenmaal verplicht zijn het verkoopspraatje van de tien postzegels te houden, en dat de tijd per gesprek met een klant beperkt moet zijn. Het vergeeft de kille ‘tja’ van de vrouw niet, maar het doet me wel de volgende vraag aan b-post stellen: waarom laat u werknemers van vlees en bloed achter een loket waar mensen geholpen moeten worden veranderen in machines? Het zou een goed voornemen zijn van b-post en bedrijven die hun personeel tot dergelijke geautomatiseerde zinnen en korte gesprekjes dwingen: laat hen, zolang robots ons niet bedienen, mensen zijn in plaats van ijspegels.