Deze column verscheen gisteren op DeMorgen.be
Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: voornemen
Geen woord dat tijdens de eerste week van januari zo vaak wordt uitgesproken als dit: voornemen.
Mensen nemen zich aan het begin van een onbeschreven jaar vanalles voor. Stoppen met roken. Beginnen met sporten. Ze kijken terug op 365 dagen waarin ze daar niet of niet voldoende in zijn geslaagd. Omdat 1 januari ons collectief het gevoel heeft dat we gratis en voor niets een schone lei in handen krijgen, schrijven we er in ons sierlijkste handschrift maar wat graag ‘voornemens’ op. Het is een woord als een mild stuk zeep waarmee je na een lange fietstocht het zweet van je lijf wast.
Zelf heb ik maar één voornemen. Of nee, misschien twee, al beschouw ik ze als één en ondeelbaar: genezen en mijn (vierde) roman afwerken.
In een aantal columns in 2017 heb ik op deze plek voorzichtig verwezen naar hoe ik me voelde. Ik schreef dat ik me in de kelder van mijn gedachten bevond en daar de lichtschakelaar maar moeilijk kon terugvinden, en de trap naar boven al helemaal niet. Nooit gebruikte ik het woord dat ik vandaag wel durf te gebruiken: ik had een depressie. Misschien durf ik die term nu wel in de mond te nemen omdat ik denk — hoop — dat het ergste voorbij is. Misschien dacht ik dat als ik het woord gebruikte, het alleen maar erger zou worden. Misschien omdat ik als schrijver ben opgetrokken uit woorden, vreesde ik dat mijn fundamenten helemaal zouden instorten als ik de term ‘depressie’ bovenaan op het wankele kaartenhuisje van mijn geest zou leggen.
Elke depressie heeft een trigger, en soms kost het je moeite en tijd om te achterhalen wat die precies is geweest. Wat mijn trigger was, is hier niet zo belangrijk, maar wel weet ik nog dat ik in juni vorig jaar in een ligstoel op mijn terras zat, en dat de hemel staalblauw was en de zon zalvend, maar dat ik plots naar adem moest happen, en het angstzweet mij uitbrak, en ik letterlijk niet meer kon bewegen, en urenlang in die zetel bleef zitten, en mijn handen trilden, en ik fysiek niet in staat was om iemand te bellen en ik huilde – alleen maar huilde tot de badhanddoek die ik ter bescherming van mijn zomerzweet in de zetel had gedrapeerd nat was van mijn tranen.
Ik keek daarna in de spiegel naar iemand die ik amper nog herkende en wist dat tussen al die tranen ook oude tranen zaten die ik jarenlang had verdrongen. Ik had jaren alleen maar gewerkt; elk jaar tussen 2010 en 2015 een nieuw boek geschreven; ik had gegeven, gegeven, gegeven, aan lezers maar ook aan geliefden en vrienden, en ik was mezelf een miljoen keer vergeten. Ik was sterk en onverwoestbaar en koppig en niemand zou me klein krijgen. Zo deed ik me voor, maar zo voelde ik me niet altijd. Vandaag weet ik hoe belangrijk het is om eerlijk tegen jezelf te zijn.
De zomer van 2017 ging totaal aan me voorbij. Ik kon niet winkelen – een bezoek aan een supermarkt deed me het angstzweet uitbreken. Keuzes, al die keuzes. Ik kon niet fietsen – datgene wat ik altijd zo graag had gedaan. Ik kon niet schrijven – datgene wat mijn leven en liefde was. Ik kon niet genieten en wilde alleen maar liggen en zitten. Soms ging ik op de harde koude grond liggen om te voelen dat ik nog bestond, nog lééfde. Meestal bleef ik binnen en huilde ik. Ik zag alleen mensen met wie ik kon praten over de zwarte vuist die als een steen in mijn maag zat en waarvan de vijf vingers zich maar niet meer konden ontspannen.
Ik overwoog om te stoppen met boeken te schrijven. Ik overwoog ook om een tijd met deze taalcolumn te stoppen. Op het moment dat ik er na een maand vakantie – ik had vakantie toen ik ziek werd; ook dat zal wel geen toeval zijn geweest – weer mee begon, kreeg ik geen samenhangende zin op papier. Twee dagen lang bleef ik vechten tegen het lege blad. Ik was als een kind dat opnieuw moest leren schrijven. Toen er eindelijk vijfhonderd woorden op papier stonden, voelde ik dat de vuist in mijn maag zich even had ontspannen. Ik wist dat taal de grootste pleister tegen mijn verdriet zou zijn. Ik wist dat als je in scherven op de grond ligt, je met woorden jezelf weer aan elkaar kunt lijmen.
Daarom heb ik maar één voornemen voor 2018: columns schrijven waarin ik de kracht van taal laat zien, en een roman schrijven waarvan ik, als ik die eenmaal in handen zal hebben, zal kunnen zeggen dat de taal mij van een ondergang heeft gered.
Op 1 januari van dit nieuwe jaar heb ik dit gedicht van Johan Daisne naast mijn computer gehangen, dat ik met u allen wil delen:
Het grootste wonder van dit leven is,
dat op elk ogenblik het kan gebeuren:
het wonder, straks en thans nog ongewis,
maar dra en plots kunnen de wolken scheuren!
Men moet als een kind weer kunnen zien,
het kind dat elke wijze weer moet worden:
‘nooit’ is een tijd die niet bestaat, ‘misschien’
het eeuwige beginsel onzer orde.
Misschien dat straks de zonneschepen landen,
misschien dat eensklaps dit ziek hoofd geneest,
misschien dat morgen weder deze handen
een hart ontvangen en een lieve leest.
Laat ons dan lijden, bloeden, eenzaam brullen,
maar nooit versagen in het eerlijk spel:
elk ogenblik kan ‘t wonder zich onthullen –
demain c’est l’éternel!
Beste Ann,
Succes met je goede voornemens en vergeet ook niet dat fietsen deugd doet!
Beste Ann, ik ken het gevoel je beschrijft ook heel goed. Tweeëneenhalf jaar is het nu dat het mij soms nog overvalt en onderuit haalt. Het is veel erger geweest, voorbij is het niet. Ik herken het nog het beste in de filmpjes die je op YouTube vindt over de grote zwarte hond die depressie is. Die is er altijd, kan heel aanwezig zijn en je leven zelfs domineren, maar je kunt hem ook trainen. Een depressie is het leven dat je stevig pootje lapt, zodat je neergaat voor je weet wat er met je gebeurt. En soms gebeurt dat een paar keer na elkaar, soms gaan oude littekens die je al vergeten was daardoor weer open. Ik hoop voor jou dat het ergste inderdaad voorbij is, mijn ervaring heeft me wel geleerd dat de gevoeligheid voor struikelingen, diepe putten en het gevoel van een klamme wollen deken die helemaal over je valt, dat dat blijft. Het leren herkennen en erkennen is wel al heel veel waard. Veel moed, warmte en zon! En woorden, natuurlijk.
Beste Ann, ik ken het gevoel je beschrijft ook heel goed. Tweeëneenhalf jaar is het nu dat het mij soms nog overvalt en onderuit haalt. Het is veel erger geweest, voorbij is het niet. Ik herken me nog het beste in de filmpjes die je op YouTube vindt over de grote zwarte hond die depressie is. Die er altijd is, maar waarmee je kunt leren omgaan. Het is het leven dat je stevig pootje lapt, en niet een keer maar zo af en toe eens. Ik hoop voor jou dat het ergste inderdaad voorbij is, mijn ervaring heeft me wel geleerd dat de gevoeligheid voor struikelingen, diepe putten en het gevoel van een klamme wollen deken die helemaal over je valt, dat dat blijft. Het leren herkennen en erkennen is wel al heel veel waard. Veel moed, warmte en zon! En woorden, natuurlijk.
ik heb al die tijd je colums met veel plezier gelezen. Ik denk dat je er veel mensen een groot genoegen mee verschaft. Dat alleen al is een reden om met volle moed het nieuwe jaar tegemoet te zien.
Is het niet “het gevoel geeft”?
Echt mooi.
Beste Ann, een depressie gehad hebben is geen schande. Het is moedig dat je er voor uit komt. Ik ook : (bin there, done that..)Zorg vanaf nu voor jezelf en bemin uw eigen lijf en leden, warme groet, Ivan
Geachte mevrouw De Craemer,
Een heel mooi stuk waarin je je kwetsbaar hebt opgesteld. Je bent in staat om de volgorde van de woorden zo dwingend te laten zijn, dat de lezer de indruk krijgt goed begrepen te hebben wat je ervaren hebt. Koester dat talent en blijf schrijven.
Groet!
<beste Ann. Na het lezen van je epistel besef en weet ik nu wat depressie met iemand doet. Je bent jezelf niet meer, de kracht vloeit weg en een leegte blijft achter. Heb jezelf lief en durf nee te zeggen op tijd en stond. Heb je en tuin? Ja graaf dan je vingers in de grond en zaai en plant. Het maakt de geest leeg door deze oer bezigheid. Gelukkig kom je uit de put en deel al je geschrijf met ons. Ons die je bewonderen en niet zonder kunnen.
Wat een mooie column over zo’n precair onderwerp. Ik wens u het komende jaar vele kleine en grote wonderen. Ik zie uit naar uw boek, en naar uw volgende column. Veel dank.
Wijnand van de Giessen
Door zijn gevoeligheid en eerlijke analyse,een pakkend relaas.Het gedicht van Johan Daisne verwoordt een grote waarheid:zolang je hoop koestert…En die 4de roman zal wel de mooiste worden tot nu ,mede door die vloed aan pure emoties.In elk geval een mooi jaar gewenst.