Column: Een zomerzee van vrijheid

Mideast Iran Presidential Elections

Ik wilde dit stukje beginnen met een anekdote over een fijne festivalervaring, maar iets anders vloeide uit mijn pen. Vier jaar geleden was ik in juni op rondreis door Iran, tijdens de presidentsverkiezingen van 2009. Iraniërs stemden toen massaal voor verandering, maar door fraude met de stembusgang kwam de conservatieve president Ahmadinejad opnieuw aan de macht. Het straatprotest werd zo hardhandig in de kiem gesmoord dat Iraniërs amper nog openlijk in opstand durven te komen, en dat terwijl er, op het moment dat u dit leest, opnieuw presidentsverkiezingen plaatsvinden in dat magische land dat dagelijks wordt verkracht door fanatieke ayatollahs.

Het ziet er nu al naar uit dat die verkiezingen opnieuw een maat voor niets zullen worden: zo werden de kandidaten die voor substantiële verandering pleiten vooraf al van deelname uitgesloten. Dat betekent dat de vele mensen die ik in Iran ontmoette, en van wie sommigen vrienden zijn geworden, de komende vier jaar opnieuw geen zomerfestival zullen meemaken;  geen pint in het openbaar zullen mogen drinken, niet tussen duizenden anderen in bikini of short naar hun favoriete muziek zullen kunnen luisteren, en niet languit in het gras zullen liggen in de prachtige parken van hun hoofdstad Teheran. In het openbaar ergens relaxed gaan liggen is voor vrouwen zelfs not done: ik deed het vier jaar geleden zelf, en werd meteen aangesproken door de zedenpolitie, die me toesnauwde dat mijn houding niet islamitisch was. Wat Iraniërs evenmin kunnen doen, is in diezelfde parken een dansje wagen: in Iran is dansen in het openbaar verboden. Ik ontmoette in Teheran een man die daar een mouw probeerde aan te passen: elke week maakte hij voor zijn zoon een privédiscotheek van hun huis. Op kasten in de woonkamer legde hij zaklampen waarop hij gekleurde folie kleefde. De flashlights deden hun werk, en zijn zoon genoot. “Allah heeft de mens niet heeft geschapen opdat hij plezier zou hebben”, zei ayatollah Khomeini, de stichter van de Islamitische Republiek — maar miljoenen Iraniërs denken daar duidelijk anders over.

Drie zomers geleden ging ik met een Iraanse vriend die in ons land studeert naar een festival. Hij had zijn moeder uitgenodigd, die voor het eerst in Europa was. Nooit zal ik vergeten hoe ze genoot, danste, Belgisch bier dronk, en verbaasd opmerkte dat ze vrouwen zag die vrijwillig een hoofddoek droegen, terwijl zíj het ding dat ze zo verfoeide bij aankomst op Zaventem meteen in haar koffer had verborgen. Sindsdien associeer ik festivals niet alleen met muziek, zon en pret, maar ook met het besef van de zee van vrijheid waarin we elke zomer mogen zwemmen – een zee waarin het Iraanse volk de Allah van Khomeini hopelijk gauw spartelend kopje onder ziet gaan.

Deze column verscheen in de Krant van West-Vlaanderen van 14 juni