Dit opiniestuk verscheen in De Morgen van 9 april
“De Ronde van Vlaanderen: de enige hoogmis die er vandaag toe doet”, twitterde ik op paaszondag net voor de start van ‘Vlaanderens Mooiste’. Mijn afkeuring voor het gewijzigde parcours zónder de Muur had ik her en der al laten blijken, maar welaan: op de dag van de verrijzenis des Heren moet zelfs een ongelovig mens zijn best doen om enige gevoelens van hoop, geloof en liefde te etaleren. Zodoende at ik olijk nog een chocolade-ei en durfde ik te denken dat het met de tweede editie van de ‘nieuwe’ Ronde wel zou meevallen.
Helaas: ik was minder naïef geweest als ik had geloofd in een rondhuppelende paashaas in de achtertuin dan in een Ronde van Vlaanderen 2013 met spankracht. Vier uur lang keek ik met pijn in het hart naar een indommelende eeuweling wiens tanden waren uitgeslagen door een monopoliserende mediamagnaat genaamd Wouter Vandenhaute. De tanden van de arme honderdjarige liet hij achter op de kasseien van de Muur van Geraardsbergen en ruilde hij in voor het valse gebit der viptenten, die werden neergepoot op een aantal hellingen in de Vlaamse Ardennen. Daar moeten de renners nu rondjes rijden, zodat de Zeer Belangrijke Mensen de coureurs meer dan één keer zien passeren, en Flanders Classics, het bedrijf waarmee Vandenhaute sinds 2009 onder meer de Ronde organiseert, genoeg geld binnenrijft. Vorige zondag echter bleek dat zonder de Muur als scherprechter en met een finale in lusvorm de Ronde een veredeld criterium is geworden, en haar troetelnaam ‘Vlaanderens Mooiste’ retorisch geblaat: hoe heroïsch kan een wedstrijd nog zijn als ze voorspelbaarheid in haar parcours heeft ingebouwd? Misschien dacht Vandenhaute de Ronde een gunst te bewijzen door haar te ‘bevrijden’ van haar vermeende provincialistische nostalgie en dus komaf te maken met tradities, maar is de Ronde, o ironie, nu net niet de meest provinciale aller Vlaamse voorjaarskoersen geworden? Niet langer rijden de renners rondjes rond de kerktoren, maar rond glazen cava, lauwe hapjes en de bankrekening van Flanders Classics.
Eergisteren stond de Hel van het Noorden op het programma, en werd de laatste brandende kaars op de Rondetaart uitgeblazen door de spanning en heroïek die deze wedstrijd wél in zich droeg. Toen ik de renners over de kasseien van het mythische Bos van Wallers zag dokkeren en Sep Vanmarcke en Fabian Cancellera de velodroom van Roubaix binnenstormden, wist mijn kleine linkerteen dat deze wedstrijd alleen al tien keer mooier was omdat hier níet werd gesnoeid in het traditionele parcours – in Noord-Frankrijk lijkt men wel te beseffen dat koers en bij uitbreiding sport leven van mythes, en dat daar niets ouderwets, provincialistisch of conservatief-nostalgisch aan is. Of willen we straks de Elfstedentocht in Lapland laten plaatsvinden (economisch succes jaarlijks gegarandeerd!), of Parijs-Roubaix omvormen tot Roubaix-Parijs en de renners rondjes laten rijden op de Champs Elysées, alwaar shoppende dames zich minstens drie keer kunnen vergapen aan de voor hen exotische soort der zwetende pedalerende mannen?
Toegegeven: het is niet alleen het parcours dat een koers maakt. De voorbije weken hoorde ik wielerfans wel vaker klagen over wedstrijden die minder explosief zijn dan vroeger. De verklaring daarvoor ligt, ten eerste, in het feit dat renners minder aan het verboden goedje zitten, en, ten tweede, koers vandaag ook rekenkunde is geworden. Wielerploegen rijden zo gecontroleerd mogelijk, want renners kunnen zonder doping niet langer vijf keer na elkaar demarrerend hun duivels ontbinden. De krachten worden nu zo lang mogelijk opgespaard. Kopmannen worden haast op bestelling afgezet. Die ‘trend’ kunnen we niet tegenhouden, maar we kunnen er wel een mouw aan passen door renners en ploegleiders geen parcours te bieden dat hen helpt al te berekend te koersen – wat Vandenhaute wél heeft gedaan met het hertekende Rondeparcours.
Vanmarcke zei dat hij na zijn nederlaag slecht zal slapen. Ik hoop dat Vandenhaute ook een nachtje wakker blijft en zich afvraagt wat hij het liefst in de spiegel weerspiegeld ziet: zijn liefde voor de koers die hij zo graag uitschreeuwt, of de eurotekens in zijn ogen.