Toen Bert Wagendorp (Nederlandse journalist, columnist en wielerfreak) mij een paar maanden geleden vroeg om een stuk te schrijven over de ‘diepere betekenis’ van de Ronde van Vlaanderen voor een special van wielertijdschrift De Muur naar aanleiding van de 100ste verjaardag van de Ronde, aarzelde ik geen seconde: De Muur is een steengoed tijdschrift, en de Ronde de schoonste aller Vlaamse koersen.
Sinds vorige week ligt de special van De Muur in de winkel, met daarin mijn poging om de diepere betekenis van Vlaanderens Mooiste te duiden. Een fragmentje:
Plaats de woorden ‘koers’, ‘Vlaams’, ‘eigenheid’ en ‘trots’ in één zin, en de Vlaming zal wriemelen op zijn stoel en mompelen dat hij liever niet ‘aan politiek’ wil doen. Toch volgt hier een simpele waarheid: de Ronde van Vlaanderen is voor een Vlaming pas geslaagd als aan de eindmeet een Vlaming de handen in de lucht gooit. Wanneer men de gemiddelde Vlaming bovenstaande bewering voorlegt, zal hij aarzelend glimlachen en zijn tong tien keer ronddraaien vooraleer hij spreekt. Dat doet hij meestal wanneer hem om een duidelijke mening wordt gevraagd, maar vergis u niet — de twijfel is een stukje schitterend volkstoneel. In zijn hoofd kent de Vlaming immers al het antwoord: de Ronde van Vlaanderen vindt hij pas een succes als op het podium een Vlaming het bloemenmeisje mag kussen.
Wie er een wereldbol bijneemt, kan beter begrijpen waarom de Vlaming zwelt van trots wanneer op een (bij voorkeur) kletsnatte, winderige voorjaarsdag een man met herkenbare tongval tot koning der kasseien en kuitenbijters wordt gekroond. Niet eens een puist in het Europese landschap zijn we, en dan mogen we nog van geluk spreken dat zich naast ons de mee-eter genaamd ‘Groothertogdom Luxemburg’ bevindt. De Vlaming weet dat wie klein is harder zijn best moet doen om hoog te springen, maar áls men dan wordt opgemerkt en daarbij bewonderende kreten weerklinken, is de voldoening des te groter. Het is die logica die vereist dat de Ronde van Vlaanderen een winnaar van eigen bodem nodig heeft om tot een ware hoogdag uit te groeien. Elkeen die van koers een grammetje verstand heeft, weet dat de wielrennerij in Vlaanderen al decennialang zo goed gedijt dat ze een nieuw gen in onze DNA-structuur is geworden, en een Vlaamse winnaar van de meest Vlaamse aller koersen levert daar het ultieme bewijs van. Dan durft de Vlaming, doorgaans geen tafelspringer of snoever, zichzelf al eens op de borst te kloppen. Een beter moment kan hij daarvoor niet kiezen, want de ogen van de wereld zijn die dag voor één keer op hem gericht. Vlaanderen heeft op dat vlak de geschiedenis aan haar kant, want 67 keer al kende de Ronde een Vlaamse winnaar. Als een buitenlander het dan tóch haalt, wordt daar meteen een pragmatische mouw aan gepast. De Vlaming zal zichzelf sussend toespreken en zeggen dat de winnaar voor een Belgische ploeg rijdt; tot Belg genaturaliseerd werd (Andrei Tchmil); een mondje Nederlands spreekt, of in een interview heeft gezegd wat een fenomenale koersstreek Vlaanderen is (Fabian Cancellara). Zelfs een Waalse winnaar van de Ronde ziet men als een halve buitenlander, of zoals de buurman zaliger van mijn ouders zei toen Claude Criquielion als enige Waal tot nu toe de Ronde won: ‘ ’t Is een Belg, akkoord, maar wel een Waal.’ Wallonië en Brussel staan nochtans aan de wieg van de Belgische wielersport, en de eerste dertig jaar in de geschiedenis van het wielrennen was koers niet eens erg populair in Vlaanderen. Maar dat weet de Vlaming niet en wil hij waarschijnlijk ook niet weten, zeker niet op de dag van de Ronde.
De Muur (nr.40) is te verkrijgen in de betere boekhandel, of via www.blueonbike.nl
(De Muur, niet makkelijk te vinden, maar de beloning is dan ook rijkelijk. Mooie layout, bevlogen teksten. Je verhaal, een pareltje! Merci en een dikke proficiat!)