Gholam Reza, © Pieter-Jan De Pue
Een avond in Iran, 9 juni 2009. Ik wandel door de bazaar van Kashan, waar een volle maan haar melkwitte licht door de gaten van de oude dakgewelven strooit en aan de doolhof van steegjes een mysterieuze gloed geeft. Net heb ik gepraat met de eigenaar van de grootste fruitwinkel van de bazaar, die me aanspoort naar de weverij van Gholam Reza te gaan.
Ik beland in een donkere, stoffige kelder. Het lijkt een bouwvallige plek, maar hier worden zijden tapijten geweven die tot de kostbaarste van Iran behoren. Hoewel het al voorbij tienen is, zijn er nog twee mensen aan het werk: Gholam Reza en zijn zoon. Gholam Reza is zevenzeventig en zit op een houten kistje achter zijn weefgetouw, tussen balen wol, een oude televisie, kopjes thee en een doos suikerklontjes. Hij glimlacht wanneer ik naast hem kom zitten en zegt dat hij altijd gelukkig is buitenlanders te ontmoeten. Hij blijft onverstoorbaar verder weven terwijl we praten. Zijn voeten en vingers maken hun eigen ritmische bewegingen, maar toch is dit een werk van traagheid: vooraleer hij één meter stof kan weven, moet hij vier uur lang de zijde tot draden spinnen. Zijn vader leerde hem weven toen hij zeven was, en hij doet dit werk al zeventig jaar lang. ‘Met liefde’, zegt hij, ‘want anders hou je het niet vol.’ Gholam Reza is een man van zijn tijd: naast hem ligt een mobiele telefoon, maar hij beklaagt zich erover dat de machine de kunst van de handgeweven tapijten zal kapotmaken. Ik vertel hem hoe graag ik ook een zijden Perzisch tapijt wil, maar het niet kan betalen. Hij glimlacht en zegt dat ik moet terugkomen naar Kashan wanneer ik rijk ben.
Een paar maanden geleden liet een vrouw me weten dat ze Gholam Reza, wiens verhaal ik uitgebreider neerschreef in mijn boek over Iran, zou opzoeken tijdens de reizen naar Iran die ze begeleidt. Ze zou hem de foto van zichzelf laten zien die in het boek staat, en dat maakte me blij: zelf had ik beloofd hem het portret te geven wanneer ik weer in Iran zou zijn, maar helaas krijg ik geen visum meer voor het land. Vorige week liet de reisbegeleidster me weten dat ze in de bazaar van Kashan was. Gholam Reza vond ze niet. De oude tapijtwever is overleden. Hoewel ik hem maar twee uur lang sprak, deed zijn dood me pijn. Hij vertelde me dat hij van plan was heel oud te worden, zodat hij nog een vrij Iran zou kunnen meemaken. Dat is helaas niet mogelijk geweest. Zijn dood drukte me ook met de neus op de feiten dat ikzelf niet naar Iran zal kunnen teruggaan om een zijden Perzisch tapijt te kopen zolang de ayatollahs er aan de macht zijn en kritische stemmen weren. Niettemin hoop ik dat er een vonk van Gholam Reza op mij is overgesprongen, en ikzelf binnen vijftig jaar nog steeds met evenveel liefde op dit klavier zal tokkelen als Gholam Reza onophoudelijk zijn spinnenwiel liet draaien.
Deze column verscheen in De Morgen van 7 mei 2012
Voor die man kun je niet anders hebben dan diepe bewondering. Een mooi gebaar om hem in het zonnetje te zetten. Een prachtige column!