Column ‘De Morgen’: Zijn droom was te groot voor zijn schriele dijen

Ik weet niet of de blik in zijn ogen eerst mijn aandacht trok, of de witte sokken aan zijn voeten die slechts met de hielen de grond raakten. Daarnaast, net zo roerloos op het asfalt, stonden zijn koersschoenen die straks met een droog geluid in de klikpedalen zouden glijden. Hij staarde voor zich uit met een blik die zo stuurs was dat er sluik haar bij paste, maar hij had een korte coupe waarvan de piekjes in perfecte rangorde op het voorhoofd lagen. Het contrast van de streep blanke huid net boven zijn kousen met het lichtbruin daarboven verraadde de sporen van de kilometers van de voorbije lenteweken. Tegen het fietsrek dat aan de Ford Kuga was vastgemaakt leunde zijn koersfiets. Rood-wit, merk Zannata, met in de bovenbuis ‘The Boss’ gekerfd, en in de achtervork ‘Carbon’. Op zijn zadel las ik, in een ander lettertype en in zwierige letters, de naam ‘Marco’. Ik vroeg me af of hij Marco heette, of dat hij misschien fan was van dé Marco, Pantani, de wielerlegende die ten onder ging aan heldendom, grootheidswaanzin en een kapot gesnoven neus. Naast de fiets stond een fietspomp zoals ik er thuis ook een had, goedkoop maar gerieflijk materiaal van de Aldi – maar de jongen blies niet zelf zijn banden op. Ik zag hoe zijn vader het deed, terwijl zijn zoon achterovergeleund bleef zitten in zijn rode campingstoel, de handen rustend op beide knieën.

De campingstoel maakte deel uit van een set, want aan de andere kant van de auto stond een picknicktafel met eromheen vier identieke stoelen. Ik zag een vader, een moeder, een grootvader en een grootmoeder. Ze legden sneetjes kaas op hun sandwiches en lachten af en toe luid. Tafel en stoelen stonden naast een camper waarmee je met gemak een reis rond de wereld kon maken.

Ik bleef net iets langer kijken dan normaal, en de jongen merkte me op terwijl ik neerschreef wat hier uiteindelijk staat. Even glimlachte hij toen hij me zag krabbelen. Ik stelde me voor wat hij dacht: dat ik waarschijnlijk een journaliste was, misschien van de lokale Krant van West-Vlaanderen, en dat ik wist hoe goed hij was, en dat hij in het oog werd gehouden omdat hij een talent voor de toekomst was.

Ik had willen zeggen dat mijn voorgevoel me bedroog en hij de wielerwedstrijd voor juniores won, maar hij eindigde bij de laatste vijf. Op het parcours waren er nauwelijks toeschouwers. Te koud, zei iemand me. Een dag later werd de Ronde van Vlaanderen verreden. Aan de vooravond zag ik in het nieuws hoe op een van de hellingen mensen kampeerden om de renners in actie te kunnen zien. Supporters spraken over helden en goden, en ik wist zeker dat ze nog nooit een wedstrijd hadden meegemaakt waar geen champagne en live televisie waren, en vroeg me af of ze beseften dat blinde aanbidding van coureurs kon leiden tot grootheidswaanzin in de ogen van een jongen wiens droom nu al te groot bleek voor zijn schriele dijen.

Deze column verscheen in De Morgen van 2 april 2012

Een gedachte over “Column ‘De Morgen’: Zijn droom was te groot voor zijn schriele dijen

  1. Beste Ann,
    Heerlijk te lezen hoe je alles beschrijft tot in het kleinste detail. Heel herkenbare situatie voor de entourage van jonge sporters, torenhoge verwachtingen en erna een droom die uiteenspat.
    Gisterenavond in het radionieuws: “de HELD Tom Boonen”, werd er even misselijk van. Vetbetaald, en is hij niet naar Monaco getrokken om Belgische belastingen te ontlopen? Of was het dan toch voor het mooie weer. Nee, de laatste keer dat ik helden zag op TV, dat waren de verzetsstijders in Syrië die onbetaald hun leven op het spel zetten in een ongelijke strijd tegen een goed uitgerust leger, zonder helm of wat dan ook, voor democratie en vrijheid.
    Ik dwaal af, alweer een mooie column, een prima opwarmer voor je boek!

Reacties zijn gesloten.