Column ‘De Morgen’: De Homo Flandrensium Culinarium

Op een doordeweekse avond kwam een ontdekkingsreiziger in Vlaanderen terecht. In dikke boeken had hij gelezen dat de Vlaming geen mondige mensensoort was: wie hem onverwachts een microfoon onder de neus duwde, ontwaarde in blik en houding duidelijk symptomen van een oncontroleerbare vluchtreflex.

Toen de ontdekkingsreiziger na zijn lange reis echter onderuit zakte voor het vloeibare kristalscherm, meende hij dat de geleerden zijner planeet zich hadden vergist. Hij zag een programma waarin mannetjes en vrouwtjes kwamen eten in elkaars woonkamer en aanschouwde een mirakel der natuur: de soort waarvan hij had gehoord dat ze niet uitblonk in vloeiende en trefzekere taal stootte verbazingwekkend poëtische zinnen uit. Meteen was onze ontdekker gecharmeerd van mensen die zich zo lyrisch konden uiten over de spijzen die straks met peristaltische bewegingen door hun ingewanden zouden worden gestuwd; of, in bewoordingen die beter aansluiten bij de culinaire lingua franca der Vlaamse soort, met de perfecte cuisson langs de malse randjes hunner digestieve kanalen zouden glijden.

De reiziger hoorde in het programma een man genoegzaam zuchten dat het smakenpalet van zijn gerechtje uitzonderlijk geraffineerd was. Even later zag hij een Vlamenvrouwtje dromerig naar haar menukaart staren. Ze zei dat ze een trio van foei-e gras zou bereiden en graag met haar kinders naar de zwem ging – en de ontdekkingsreiziger genoot steeds meer van zoveel ongeremde dichterlijke vrijheid. Toen hij de slagerszoon die bij het vrouwtje te gast was met gespreide armen als een nieuwsoortig heiland hoorde verkondigen dat ‘een beetje vet geen verlet is’, was hij ervan overtuigd dat hij hier een uitzonderlijk poëtische soort had ontdekt.

Naarmate het programma echter vorderde, kreeg de reiziger een bittere smaak in de mond. De dakwerker die hij zonet de ranke benen van het vrouwtje had zien masseren en instemmend zag knikken toen zij jubelde dat ze de mooiste stelten harer soort had, zei even later in platte bewoordingen dat een vrouw met zo weinig vet aan haar lijf niet zijn ding was. De reiziger had gemeend dat hij het lyrisch-culinaire taalgebruik dezer soort mocht koppelen aan oprechte gevoelens, maar hij had zich vergist: eenmaal weg van het gezelschap dat zonet werd bejubeld om zijn kookvertoning deed de Vlaamse mensensoort het liefst aan geroddel en achterklap.

Aangezien het kristalscherm hem ontgoochelde, kocht de ontdekkingsreiziger de dag nadien een krant om tot rust te komen. Daarin werd verteld dat het vrouwtje het huwelijksaanzoek van de dakwerker aan zijn vriendin had verpest, waarover het vrouwtje zeer poëtisch het volgende zei: ‘Dat zijn huwelijksaanzoek is geknipt, is spijtig. Maar Jean moet niet treuren: de kijker heeft mijn garnaalcocktails ook niet gezien. Ik had maar al te graag op tv gezien hoe hij zichzelf ladderzat te zeik zet.’

De ontdekkingsreiziger vluchtte weg. Eenmaal terug op zijn planeet beschreef hij een soort die enkel aan lyriek deed wanneer er een bord eten voor haar reukorgaan stond, en voor de rest zo onmondig was dat ze alleen haar mening durfde te verkondigen als de soortgenoten niet in de buurt waren.

4 gedachtes over “Column ‘De Morgen’: De Homo Flandrensium Culinarium

  1. Mooi stuk Ann! Ik ben benieuwd hoe deze ontdekkingsreiziger van een andere planeet ons Hollanders zou omschrijven. Waarschijnlijk als een volk dat steeds lovender praat naarmate een bepaald verschijnsel/product meer geld oplevert, als een volk dat kwaliteit één op één koppelt aan het geldbedrag dat men ergens mee verdient, als een volk dat spuugt op dingen als onderwijs, kennis, ontwikkeling, intellect, smaak en verzorgd taalgebruik. Maar dat is slechts mijn bescheiden vermoeden…

  2. Volg het programma niet, behalve die ene keer dat er een stadsgenoot -en toevallig ook de onbekende Lesley Ann- aan deelnam. Toch is het allemaal herkenbaar. Heb er van genoten.

Reacties zijn gesloten.