Om nog even in de sfeer van mijn column over de zogenaamde ‘flandriens’ anno 2012 te blijven, haal ik deze column boven die ik een paar jaar geleden schreef voor de regionale pagina’s van Het Nieuwsblad.
Briek. De naam alleen al klinkt compact, stevig, uit één stuk. Zo was ook de man zelf: niet voor niets werd hij IJzeren Briek genoemd. Hij had een kop van ongepolijst marmer, benen van staal en de tong van een dichter. Gewoon fietsen deed hij niet, dat was te makkelijk. Nee, koersen, dat was voor hem ‘stampen tot ge niet meer weet van welke parochie ge zijt.’
Als er één man is van wie ik trots ben dat hij in mijn geboortestad Tielt geboren werd, dan is het wel Briek Schotte. Zijn standbeeld als stoempende en wroetende renner op het dorsplein van Kanegem kan niet symbolischer zijn: een ijzeren hulde aan de laatste der Flandriens. Altijd als ik er langsfiets, buig ik het hoofd voor de brok puur natuur die deze man was. Briek fietste in een tijd waarin van ploegbussen, personal coaches en miljoenencontracten nog geen sprake was. Hij duwde gewoon op de pedalen tot hij sterretjes zag, trok in de Tour de France van 1948 bij vriesweer zijn lekke tube met zijn tanden van de velg en had altijd een steeksleutel, twee reservemoeren en een set remblokjes op zak. Als we vandaag vinden dat wielrenners flink wat te lijden hebben, moeten we altijd Briek even voor de geest halen.
Toen Briek Schotte in 1948 voor de tweede keer het WK won, weergalmde zijn stem luid over de radio: “Moeder, moeder, hoort gij mij? Ik heb gewonnen en ben wereldkampioen!” Je zou bijna heimwee krijgen naar de tijd waarin mobiele telefoons nog niet bestonden en goed nieuws gewoon over de radio werd meegedeeld
Ik heb aan de universiteit de grote filosofen gelezen, maar van Briek heb ik minstens even veel geleerd. Dit bijvoorbeeld: dat je overgave moet leggen in wat je doet. Dat je altijd tot het uiterste moet gaan. Dat er niets mooiers is dan van je passie je beroep te maken. “Ik mis het fietsen nog elke dag,” zei Briek als oude man. “De koers is mijn leven. Al van jongs af aan was ik er zot van.”
Zo wil ik oud worden: terugkijken, een zacht gemis voelen maar glimlachen en denken dat ik altijd heb gedaan waar ik zot van was. Of om met het de dichter Fernando Pessoa te zeggen: Leg al wat je bent/In ’t minste wat je doet./Zo blinkt de maan in ieder meer geheel/Wijl zij verheven leeft.
Ontroerend mooi geschreven… Toch even een rechtzetting: Briek werd in 1950 voor de tweede maal wereldkampioen, niet in 1948 (dat was zijn eerste titel)…
Passeer wekelijks dat standbeeld in Kanegem. Is het ter ere van hem dat men daar die verschrikkelijke kasseistrook laat liggen? En daar ook in de buurt, in Wontergem het standbeeld van Lucien Buysse. Ja, dat waren nog eens flandriens!