Column ‘De Morgen’: Geachte mijnheer Di Rupo,

Afgaande op het stormpje van verontwaardiging, gegniffel en stiekem leedvermaak dat door de Vlaamse huiskamers trok toen u aankondigde dat u de staatsuitgaven zal terugdrinken, denkt u misschien dat Vlamingen een hoogst amoureuze relatie hebben met de Nederlandse taal. Dat hun hart bloedt als iemand de klanken fout uitspreekt of de woorden niet in de juiste volgorde aan elkaar plakt.

Laat me u geruststellen: met de liefde van de gemiddelde Vlaming voor de Nederlandse standaardtaal is het vaak nogal pover gesteld. Een professor aan mijn universiteit zei ooit dat Vlamingen het Algemeen Nederlands beschouwen als een zondags pak: zoals een schoon kostuum is de hoogste taalnorm iets waarvan de noodzaak onbetwist is, maar er zich lekker in voelen doen ze niet. Wanneer het echt gekuist Nederlands moet zijn, spreken wij Vlamingen nog het vaakst het taaltje dat u kan horen wanneer u naar pakweg de soap Thuis kijkt. Zelfs uw collega’s, mijnheer de eerste minister, hebben het niet al te hoog op met hun moedertaal: uw goede vriend Bart De Wever neemt Latijn in de mond wanneer hij een belangrijke boodschap brengt, en uw medesocialist Johan Vande Lanotte laat graag een Engelstalig paard water drinken, terwijl ons spreekwoord over een uil met een bril die niet zien en wil net hetzelfde kan vertellen.

Achter de verontwaardiging van de Vlamingen over uw niet geheel vlekkeloze Nederlands schuilt ook wat angst om in de spiegel te kijken, want stiekem herkennen ze in uw strijd met hun eigen taal zichzelf wanneer ze hun zondagse pak moeten aantrekken – en dan moet ù het nog met een vlinderdas doen. Maar ik pleit u natuurlijk niet geheel vrij van schuld. Als chemicus had u, mijnheer Di Rupo, het principe van trial-and-error al veel vaker op het Nederlands moeten toepassen, en dan had u ondervonden dat het u voorwaar zou zijn gelukt om het woord staatsschuld niet als skuld uit te spreken. U moet echt opletten met die klank, mijnheer Di Rupo, of een meute misnoegde Vlamingen onderwerpt u in een donker Brugs steegje aan een Guldensporenslag 2.0-test. Als u dan skilt en vriend durft te zeggen, vrees ik dat u premier af bent.

U heeft beloofd dat u harder zal werken aan uw Nederlands, en ik geloof u oprecht, want ik weet wel iets af over arbeiderskinderen en hun werkethiek. Maar laat me u een handje helpen voor het geval uw nieuw vergaarde kennis u tijdens een debat met de immer eloquente Bart De Wever in de steek laat. Mocht hij u van de baan rijden, dan kan u dit standaardzinnetje uit Jip en Janneke uit uw mouw schudden – u hoeft alleen maar het woord ‘haan’ door ‘leeuw’ te vervangen, en iedereen zal begrijpen wat u bedoelt: “‘Au’ roept Jip. De haan heeft hem gepikt. De haan is zo gulzig. Hij springt hoog en pikt Jip. ‘Lelijke haan!’ schreeuwt Jip. ‘Kijk, hij douwt ook de kippen opzij. Hij gunt ze niks. Hij wil alles alleen. Lelijke haan!’”

Alle succes,

Zeer hoogachtend,

Ann De Craemer

Een gedachte over “Column ‘De Morgen’: Geachte mijnheer Di Rupo,

  1. Dat heeft u mooi gezegd (vert. Dat heeft u skoon gezegd) Zet 10 Vlamingen op een rij, van gewoon tot hoog gestudeerd, laat ze een half uur AN praten en weinigen zullen het volhouden en automatisch overschakelen op hun dialectische klanken. De Antwerpse à of ao, de Llimburgse aaaaaj, de Oost-Vlaamse oj, de West-Vlaamse ?. Ik bedoel maar: AN is potverdorie niet gemakkelijk met zijn tweeklanken, de juiste sch-klank en klinkers, de assimilaties en noem maar op. Misschien een goede tip voor mijnheer Di Rupo: “Man over woord” Canvas op vrijdag, 20u40. Ik treed uw mening bij over het nietszeggend gebruik van Latijnse en Engelse termen/woorden in het Nederlands, een gebruik om zichzelf wat slimmer te doen overkomen tegenover diegene waar men zich tot richt. De ‘bourgeoisie’, excuses, de burgerij ten voeten uit!

Reacties zijn gesloten.