Gehaaid

Deze column verscheen eerder op de site van deBuren, september 2008

De afgelopen week maakten de beurzen wereldwijd een duikvlucht naar beneden, maar op de kunstmarkt floreerden de zaken als nooit tevoren. In het Britse veilinghuis Sotheby’s bracht de tweedaagse stuntverkoop van 223 werken van kunstenaar Damien Hirst een recordbedrag van 133 miljoen euro op.

Het verhaal is intussen bekend: het ging hier om een ‘grensverleggende’ veiling, omdat Hirst zijn werk niet verkocht via de gebruikelijke galeriehouder maar rechtstreeks op de veiling, wat de kunstenaar zelf 50 procent meer winst opleverde. The golden calf, een stier in een formaldehyde oplossing met een gouden schijf op het hoofd, werd verkocht voor maar liefst 13 miljoen euro.

Kunnen we daaruit concluderen dat de kunstmarkt blaakt van gezondheid? Wel integendeel. Afgaand op wat we te zien kregen tijdens de veiling op Sotheby’s, is de kunstmarkt zwaar ziek. Damien Hirst zelf is een ordinaire en lege praatjesmaker die de naam kunstenaar niet waardig is.

De waanzinnig hoge prijzen die worden geboden voor het werk van Hirst zijn symptomatisch voor een kunstwereld waarin de geboden prijzen vaak niets meer te maken hebben met het talent van de kunstenaar. Want waarin schuilt nu eigenlijk het talent van Damien Hirst? Hij zet beesten op sterk water. Hij bekleedt een platina afgietsel van een menselijke schedel met diamanten en produceerde daarmee het duurste kunstwerk ooit. Hij maakt ‘vlinderschilderijen’ waarin de vleugels van echte vlinders verwerkt zijn. Hij vult een apothekerskast met 6.136 pillen. Hij geeft aan die werken ronkende titels die enigmatisch klinken en die ons ervan moeten overtuigen dat het hier om diepzinnige werken gaat. The physical impossibility of death in the mind of someone living, luidt de naam van Hirsts wereldberoemde haai op sterk water. Wat is het verschil met een haai die in een natuurhistorisch museum staat opgesteld en die door voorbijgangers vaak amper een blik waardig wordt gegund? Er is er geen, maar Hirst wekt de schijn van verschil doordat hij rond zijn werk de praatjes verkoopt waar sommige ‘kunstliefhebbers’ voor in zwijm vallen. Dat is precies wat hij en samen met hem veel ‘conceptuele kunstenaars’ zijn: in de eerste plaats prima netwerkers en smooth talkers die een ‘diepgaande’ interpretatie aan hun ‘kunst’ geven, wat neerkomt op ellenlange zinnen vol moeilijke woorden waar een pak ‘kunstkenners en – liefhebbers’ zich erg belangrijk bij gaan voelen. Zij – en de kunstenaars zelf – begrijpen er geen snars van, maar dat hoeft niet, want dat zal wel betekenen dat het hier om intelligente kunst gaat, en die móet toch gekocht en tentoongesteld worden? Het is door dat soort mensen dat er vandaag vaak zoveel barslechte en nietszeggende beeldende kunst in onze musea en op tentoonstellingen te zien is; het is door dat soort ‘kunst’ dat veel ‘gewone’ mensen afgeschrikt worden om een museum te bezoeken. Ik denk aan de tentoonstelling van ketchupkoning Paul McCarthy in het SMAK. Aan het kunstwerk Everyone I have ever slept with 1963-1995 van Tracey Emin, die een tent bekleedde met de namen van alle mensen met wie ze ooit letterlijk in bed lag en dat als kunst wist te verkopen aan reclamegoeroe Charles Saatchi – trouwens ook ‘sponsor’ van Damien Hirst. Ik denk aan Gregor Schneider, de Duitse conceptuele kunstenaar die een terminaal zieke mens als kunstwerk wil tentoonstellen tot hij overlijdt.

Beschamend is het, dat deze mensen zichzelf in alle ernst kunstenaars noemen. Conceptuele kunst is vaak rotzooi, maar dat mag je in bepaalde milieus niet hardop zeggen. Dan krijg je haast standaard te horen ‘dat iets niet slecht is omdat je het niet begrijpt’ of ‘dat je het discours van de conceptuele kunst nog beter moet leren kunnen om de betekenis ervan te kunnen lezen’ of ‘dat dat nu eenmaal de vrijheid van de kunstenaar is’. Het zijn non-argumenten, bedoeld om de criticus van conceptuele kunst af te schilderen als onwetend, bevooroordeeld en bekrompen. Wat kan je trouwens niet begrijpen als er bij zoveel conceptuele kunst niets te begrijpen valt? Vaak is die ‘kunst’ zo simplistisch en eenduidig dat je er spontaan bij begint te geeuwen.

Dat Damien Hirst geen ambacht, geen talent en geen verhaal heeft maar niettemin een controversiële kunstenaar wordt genoemd, komt alleen maar omdat hij erin geslaagd is zijn eigen controverse te creëren en te regisseren. Misschien moeten we hem dat nog nageven: Hirst is een prima performer. Tijdens de veiling op Sotheby’s liet hij opnieuw een sterk staaltje zien: terwijl zijn werken voor miljoenen werden geveild, was hij in de naburige Groucho Club aan het snookeren. Een mooi theaterstukje was het, waar kunstsnobs op kicken: kijk eens, de kunstenaar is nog steeds one of the boys, hij speelt gewoon een spelletje snooker om de hoek.

Damien Hirst is geen kunstenaar. Hij is simpelweg de Paris Hilton van de kunstwereld. Hilton weet zich constant in de kijker te werken, hoewel ze van geen enkel groot talent kan worden verdacht. Niettemin wordt ze met de dag rijker. Met Hirst is het net hetzelfde: zijn grootste talent is zichzelf in de spotlights te zetten en elke dag de hongerige kunstsnobs te voederen. Zij zijn, samen met hun aanbeden gouden kalf Damien Hirst, de échte haaien op sterk water.