Zonder seks kunnen we leven, maar een te grote huidhonger doet ons wegkwijnen

Deze column verscheen gisteren op DeMorgen.be

 Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: huidhonger.

 Het lijkt wel een beetje zoals met Sinterklaas en kerstmis: elk jaar wordt het erger. Ik heb het over de commercie rond Valentijn, die ons ook nu weer overspoelde nog voor februari goed en wel begonnen was. Rozen, taarten in hartvorm en dure etentjes in een restaurant vol zeemzoeterige knuffelrockmuziek.

Heb ik iets tegen de liefde? Uiteraard niet. Heb ik iets tegen romantiek, dat aspect van de liefde dat Valentijn bij uitstek in de – letterlijk – bloemetjes wil zetten? Ook niet. Al vind ik romantiek een overschat aspect van de liefde, en vind ik dat die romantiek niet per se op een vastgelegde dag moet beleefd worden.

Maar er was iets anders wat in me opkwam op 14 februari. Ik deelde het op Twitter:

Schermafbeelding 2018-02-17 om 08.57.10

Een paar weken geleden schreef ik in een column voor deze krant dat ik in juni een depressie kreeg en daar nog altijd mee worstel – hoewel ik al veel stappen vooruit heb gezet. De lawine aan steun van lezers was zo hartverwarmend dat ik dacht: er bestaat ook zoiets als liefde tussen een schrijver en zijn lezers.

Dat liefde niet exclusief is voorbehouden voor mensen die het bed delen, heb ik trouwens zeer goed tijdens net het dieptepunt van mijn depressie ervaren: het is absoluut de liefde die me heeft gered. Niet de liefde van een partner, want ik ben single, maar de liefde van mensen die het nooit opgaven toen ik nog maar een keer zei dat, nee, het nog steeds niet beter met me ging. De liefde van mijn ouders, die letterlijk en figuurlijk op mijn voordeur bleven kloppen. De liefde van mijn beste vriendin, die elke mail of sms met ‘xxx’ bleef afsluiten, en met de woorden ‘het komt weer goed, geloof me nu maar’.

Wanneer je depressief bent, sms’te een andere vriendin me – met een smiley erbij – moet je seks hebben, want dat maakt gelukstoffen vrij. Maar het is niet seks wat je het meest mist als je down bent – net zoals ik niet geloof dat het seks is wat je het meest mist wanneer je langere tijd single bent. Het zijn aanrakingen die je mist. Affectie. De schouder waarop je je hoofd kan leggen en uithuilen of lachen of praten. Het is de hand die je jouwe vasthoudt en er zachtjes in knijpt. Het is de knuffel die langer dan vijf seconden duurt en twee lijven elkaars warmte laat voelen wanneer een van die lijven het vanbinnen al maanden arctisch koud heeft.

Voor dat soort aanraking, en de behoefte eraan, bestaat er een woord: huidhonger. Ik heb het nog niet lang geleden ontdekt, en heb het meteen toegevoegd aan mijn notitieboekje met de mooiste woorden uit de Nederlandse taal. ‘Huidhonger’ wordt vooral gebruikt in de context van baby’s die, nadat ze de warmte van de baarmoeder verlaten hebben, enorm behoefte hebben om aangeraakt en gestreeld te worden.

Maar blijven we op dat vlak niet allen baby? Is huidhonger niet een verlangen dat we allen koesteren – meer nog dan seks?

Ik herinner me mijn vader die, toen ik voor de zoveelste keer huilde, mijn wang streelde.
Ik herinner me mijn moeder die, toen ik beefde tijdens een paniekaanval, langzaam mijn rug aaide.
Ik herinner me mijn beste vriendin die, toen ik zei dat ik me zo gespannen voelde, een half uur lang mijn nek en schouders masseerde.

Huidhonger staat in de Van Dale, al staat er alleen dit als uitleg: behoefte aan aanraking van de huid bvb. bij baby’s. Daar mag aan worden toegevoegd: en bij volwassenen. Zonder seks gaat niemand dood, maar wie nooit zachtjes en teder aangeraakt wordt, voelt zich als een plant die stilaan wegkwijnt.