Deze column verscheen gisteren op DeMorgen.be
#WoordVanDeWeek: junkieverdriet
Elke week kiest onze taalcolumniste Ann De Craemer het #WoordVanDeWeek. Dat kan een actueel woord zijn, een hip nieuw woord, een woord dat een snaar raakt, een totaal vergeten woord of een woord dat allang had moeten bestaan. Deze week: junkieverdriet.
Ik heb de voorbije week twee keer sneller dan normaal met mijn ogen geknipperd. De eerste keer was toen ik las dat het graf van de Vlaamse dichter Jotie T’Hooft (1956-1977) in Oudenaarde nog steeds geen beschermd monument is. Zijn graf zorgde onlangs voor ophef op de gemeenteraad: er was discussie of men het al dan niet zou opnemen op de lijst van het funeraire erfgoed. In oktober dreigde de concessie te vervallen, en daarom besloot een onbekende weldoener om die met vijf jaar te verlengen. Oppositiepartij Groen wil van het graf een beschermd monument maken, maar dat kan volgens schepen Carine Portois (Open VLD) niet: de nieuwe concessie moet eerst verlopen zijn vooraleer het graf op de lijst van beschermd funerair erfgoed kan komen. Nou. Had dat al niet veel eerder kunnen gebeuren? Nee, dus. Een tweede keer gingen mijn oogleden aan het vibreren toen duidelijk werd wat de reden daarvan is: schepen Portois vindt dat we van Jotie T’Hooft geen heilige moeten maken. Hij was, aldus mevrouw de schepen, dertig jaar geleden een van de eerste jongeren in Oudenaarde die met drugs bezig was en die uiteindelijk ook aan een overdosis cocaïne overleed.
Ziehier Vlaanderen en de nieuwe preutsheid: gij zult niet te veel vetten en suikers tot u nemen, gij zult niet roken, gij zult niet drinken, en gij zult als dichter pas eeuwige erkenning krijgen als gij een braaf manneke waart.
Als alleen brave dichters en schrijvers een eeuwige rustplaats verdienen, dan mogen ze op het Père Lachaise-kerkhof in Parijs meteen ook het graf van Oscar Wilde ontruimen. Ja, T’Hooft nam drugs en stierf aan een overdosis, maar is wel nog steeds de dichter die veel jongeren weet te beroeren wanneer ze op school kennismaken met poëzie. Dat was ook bij mij het geval: op een van mijn mappen stond een aantal dichtregels van T’Hooft, uit zijn bundel Junkieverdriet en dat gold voor veel klasgenoten. Veel jongeren herkennen zich, omdat ze nu eenmaal jongeren zijn, in de getormenteerde poëzie van T’Hooft, en vinden er troost is. Dat zou je net moeten aan- in plaats van ontmoedigen. In tijden waarin over drugsverslaving en zelfmoordgedachten amper gepraat kon worden – dat is vandaag gelukkig wel anders – getuigde T’Hooft erover in zijn poëzie. Ik ben ervan overtuigd dat dat veel jongeren, vroeger en nu, heeft gesterkt: weten dat ze niet alleen staan met hun verdriet en met hun worstelingen met het leven. Neem dit gedicht:
In het gedicht
De wanden zijn wit en de psychiaters
verdacht vriendelijk. Er is hoop
op genezing, maar ik heb nog niemand
zien weggaan, of hij kwam terug.
Dagen dat ik op weg naar mijn eigen kamer
verdwaal wisselen zich met dagen
waarop ik de wereld doorschouw als kristal.
Soms word ik krijsend wakker.
Soms word ik afgevoerd en verdoofd,
soms vastgebonden.
Er zijn momenten waarop ik eeuwenlang
mijmerend volmaakt gelukkig ben:
wanneer ik dan mijn handen op de aarde leg
zijn het kleine handen.
Dat sommigen in het schepencollege van Oudenaarde denken dat mensen die dit lezen net als Jotie drugsverslaafd zullen worden, is van een beschamende kortzichtigheid en kneuterigheid en kleinburgerlijkheid.
Oudenaarde is ook de plek waar het Centrum Ronde van Vlaanderen is gevestigd. Als het stadsbestuur consequent is en vindt dat we geen ‘heilige’ moeten maken van iemand die drugsverslaafd was, dan moeten ze in dat Centrum ook niet met zoveel bombarie (dode) renners eren van wie er zelf veel drugsverslaafd waren – aan EPO of andere verboden goedjes. Maar ziehier Vlaanderen: wie goed kan trappen op de pedalen wordt meer vereerd dan wie goed kan toveren met woorden.
Inmiddels diende de Oudenaardse burgemeester Marnic De Meulemeester (Open VLD) een parlementaire vraag in bij de bevoegde ministers Liesbeth Homans, Geert Bourgeois en Sven Gatz, of het graf van T’Hooft kan worden beschermd als monument. Eén minuut politieke moed, beste ministers, omdat we de dichter nooit mogen vergeten die zelf, voor wie goed tussen de regels leest, de vrees uitsprak dat hij ooit zou worden vergeten:
En wat dan?
Op een dag zal ik weg zijn en
wat dan? Verdwenen zonder een
teken te geven of te nemen en
het puin dat ik achterlaat is
niet langer lachwekkend.
Want wie als ik nooit heeft
gebouwen laat niets achter dan
verwachting en verwarring en
wat dan?
Wellicht in uw herinnering zal ik
stollen verstijven, niet lang meer
blijven maar verbleken tot verleden
en wat toen? Te doen?
‘Het was waar’ zult gij zeggen ‘hij speelde
met woorden als geen ander maar wat
heeft dat te betekenen.’ Zo bleek
zal ik zijn.
In u…
en wat dan…?
Een heel goede vriend, dichter, van mij is laatst gestorven. Daar zal niemand ooit van horen. Het doet me pijn dat mensen met veel liefde in het hart onder de grond geschoven worden. En de waarde vergeten van poëzie. Juist de mensen met pijn en dat weten te verwoorden zouden meer op waarde geschat moeten worden.
Ik ben het volkomen met je eens Ann!
Ik heb uw column al verschillende keren gelezen en het is heel onroerend,heel pakkend….prachtige woorden..
Ik ben er zeker van dat een gevoelige jongen zoals Jotie ook heel erg geraakt zou geweest zijn en uw column heel erg zou waarderen.