Vanmorgen mocht ik in Enschede als juryvoorzitter van de A.L. Snijdersprijs 2014 de drie winnaars bekendmaken, in het gezelschap van Snijders zelf. De jurering gisteren en de bekendmaking vandaag: twee zeer fijne ervaringen, en de vreugde van de winnaars was hartverwarmend. De bekendmaking werd live op de Nederlandse Radio 4 uitgezonden. Extra info vindt u hier.
Hieronder vindt u de drie winnende verhalen, met daaronder telkens de motivering van de jury.
Tot slot voeg ik ook het verhaal toe van de winnaar van de publieksprijs: Lies Gallez uit Brugge – de enige Vlaamse onder de winnaars.
1ste prijs – Wieke Drieboog met ‘Oogopslag’
In dit huis woon ik kleiner dan ooit. ’s Nachts schrijf ik aan het bureautje met de wankele poten. Vanaf daar zie ik in één schemerige oogopslag heel de huiskamer, het halletje met de voordeur en direct daarnaast het aanrechtblok. Blokje. Er is net ruimte voor de waterkoker, wat schaduw en een vaatdoek. Ik zou een smalle boekenkast moeten neerzetten en ‘m leeg laten. Laag na laag leeg. Ik kan ook de andere kant opkijken, door het raam, maar aan de overkant is meer van hetzelfde: een collage van dichtgetimmerde luiken. Okers, rauwe sienna. Veel roest. Ik heb niet goed opgelet toen ik hier toevlucht nam. Ik merkte pas hoe uitgestorven de straat was toen ik mijn paar tassen al had uitgepakt. Nu drink ik koffie in de stilte. Dat was een scherpe bocht in drie, nee – in nog geen twee weken tijd.
Ik noteer ‘misère’, dit zou een prima plek zijn voor misère. En ik peins, expres: misschien kan ik me in vermomming aanmelden als dienstbode of zo, in mijn oude leven. Een sloof worden op mijn oude adres. Ha, daar heb ik mooi geen zin in. Ik blijf hier. Ik ga de dubbeltjes omdraaien en de woorden tellen. Ik ga m’n tassen leegleven, één paar schoenen dragen, uien eten. Morgenochtend te voet naar de markt.
Motivering van de jury:
De eerste zin van het verhaal van de eindwinnaar van de A.L. Snijdersprijs 2014 getuigt meteen van durf, en komt net zo overtuigend bij de lezer naar binnen als de rest van het verhaal, waarin de verhouding tussen vreemd en gewoon een perfecte balans bereikt. Er is sprake van een vlucht, maar waarvoor wordt er precies gevlucht, en waar komt de verteller van dit verhaal eigenlijk terecht? Wat betekent het dat de straat is uitgestorven? Werd de eenzaamheid bewust gezocht, of wordt hier een groot verdriet verwerkt, en bestaat er buiten de kleine kamer waarin we worden meegenomen nog wel een wereld – of zijn we hier getuige van een apocalyptisch verhaal waarin het enige geluid op aarde de tikkende vingers van de schrijvende verteller zijn?
Wanneer een kortverhaal een geheim overbrengt dat je net niet kan aanraken; wanneer een kortverhaal dat bovendien doet in zinnen die stilistisch en ritmisch zo gaaf en raak zijn als in dit verhaal, dan verdient dat verhaal al onze aandacht en bewondering.
De winnaar van de A.L Snijderprijs 2014 is daarom Wieke Drieboog met haar verhaal ‘Oogopslag’.
2de prijs – Evelien Vos met ‘Staal’
Hij had een Frans accent en miste drie vingers. De oktoberzon weerkaatste in zijn ogen. De hele ochtend had ik hem van een afstandje gevolgd. In het raamkozijn bij de slager rook ik zijn zweet; de gids had zijn trui uitgetrokken. Mijn ouders probeerden binnen in het Waals vegetarische broodjes te bestellen.
‘Als je de waarheid wilt weten, kijk je maar op internet,’ had hij gezegd, voordat we een oude staalfabriek ingingen. Binnen stonden metershoge kraanvogels met de hoofden naar elkaar toe gebogen. Ergens in het gebouw brandde een haardvuur, een kleine vriend van hem in een zwarte coltrui bood ons een biertje aan.
Door viaducten waarin plastic zakken en bladeren heen en weer geblazen werden en over heuvels van schroot die de stad afbakenden, kwamen we in het centrum. Er was niemand op straat.
Het glas van de etalage was warm. Zwijgend frommelde hij een pakje sigaretten uit zijn broekzak en hield het me voor. Ik schudde mijn hoofd. Hij stak de sigaret met twee vingers in zijn mond en pakte met zijn andere hand zijn aansteker. In mij stak een storm op.
Motivering van de jury:
Het is altijd een feest om talent te ontdekken. De schrijver van het volgende verhaal heeft talent – het spat van de regels.
Het gaat om het kortste van de genomineerde verhalen. In niet meer dan 187 woorden schept ze – want het is een ‘ze’, dat weten we inmiddels – in niet meer dan 187 woorden schept ze een wereld die zich als een film voor je ogen afspeelt. Je kan het verval van de omgeving bijna ruiken, en je kan de zinderende spanning tussen de twee hoofdpersonages van het verhaal voelen. Er is iets gebeurd tussen hen, of er staat iets te gebeuren, dat weten we niet precies, maar je blijft er ook dagen na het lezen van dit verhaal benieuwd naar. Dat, gecombineerd met de gedurfde opbouw van het verhaal, maakt dat wij de tweede plek voor de A.L Snijdersprijs 2014 toekennen aan het verhaal ‘Staal’ van Evelien Vos.
3de prijs: Joubert Pignon met ‘Smakgeluiden’
Mijn vriendin zegt dat ik snurk. Ik moet haar op haar woord geloven. Ik zeg dat ik waarschijnlijk snurk om de dood op afstand te houden. Mijn vriendin zegt dat ik haar nachtrust verpest en dat ik de komende tijd maar beneden moet slapen. Ze heeft mijn kussen en een deken op de bank gelegd. We zijn meer dan acht jaar samen. Mijn vriendin zegt dat ik een oplossing voor mijn gesnurk moet vinden. Ze zegt dat ik tijdens het slapen ook vieze smakgeluiden met mijn mond maak. Die vieze smakgeluiden ken ik, daar schrik ik soms wakker van. Ik dacht altijd dat mijn vriendin de vieze smakgeluiden maakte.
Natuurlijk ben ik beledigd. Ik pak mijn kussen van de bank en smijt het terug op de bank. Ik loop met harde stappen naar de buitendeur. Voor de deur staan mensen te praten. Buurtbewoners. Ik hoor ze net op tijd praten. De deur is nog dicht. Ik durf niet naar buiten. Ik wil alle mensen op afstand houden. Ik wil geen hallo hoeven zeggen. Ik wil de mensen in alle oprechtheid kunnen negeren.
Door de brievenbus kijk ik naar de mensen. Ik wacht tot ze weggaan. Ik zit op mijn knieën voor de brievenbus en kijk naar buiten. Mijn vriendin staat boven aan de trap en maakt provocerende smakgeluiden naar me.
Motivering van de jury:
Wie met schrijven begint, krijgt vaak allerlei adviezen. Dat je in één stukje niet vaak dezelfde woorden mag gebruiken. Dat je variatie moet brengen in de lengte van je zinnen. Dat je de titel niet mag laten terugkomen in de slotzin.
Het mooie is dat een eigenzinnige en dus goede schrijver zich van die regels niets hoeft aan te trekken. Dat heeft ook de winnaar van de derde plek van de A.L. Snijdersprijs 2014 niet gedaan. In sobere zinnen die lezen als een mantra wordt een tragikomisch beeld geschetst van een man die zich zowel in zijn wereld binnen als buiten de deur een volstrekte vreemde voelt. Het verhaal onderscheidt zich van de andere door zijn wrange, droge humor, die de lezer met een haast ijzingwekkend gevoel doet achterblijven.
Graag uw aandacht voor een schrijver met een volstrekt eigen toon – graag uw aandacht voor Joubert Pignon, derde plek van de A.L. Snijdersprijs.
Tot slot: de publieksprijs voor Lies Gallez met ‘Klaar’
Wanneer het geen kwestie meer is van kiezen, maar van doen, vouw ik mijn handen altijd automatisch samen alsof ik zo aan het bidden sla. De jonge verpleger wandelt de kamer binnen. Iedereen zwijgt volmaakt, zoals we dat een kwartier geleden ook al deden. Ongemakkelijk begint hij aan het laken te prutsen. De gerimpelde voet van grootmoeder piept er ongevraagd vanonder uit.
‘Fuck’, verschrikt trekt hij het laken naar beneden. Met wat schaamrood op de kaken verdwijnt hij opnieuw.
Ik hoor moeder zuchten, daarna vader en mijn broer. Het lijkt mijn beurt te zijn, maar ik pas.
Ik bekijk grootmoeders gezicht. Paars is al een beetje dood, zit ik te denken. Vanmorgen vertelde de dokter nog hoe ze vredig zal inslapen. Hij liet het klinken als poëzie. Ik balde er spontaan mijn vuisten van, maar zweeg. In mijn hoofd noem ik hem ‘Dokter Moord’ en bekogel ik hem met vogelpieken. Soms ook met echte messen.
Moeder is opgestaan om koffie bij te vullen. Ik denk: wachten is saai. Ik denk: dat mag ik vast niet denken nu. Ik wip recht uit mijn stoel en wandel naar het bed. Tien centimeter ben ik verwijderd van grootmoeders hoofd. Ik hoor haar rustig ademhalen. Als ik nog beter luister, hoor ik vast haar dood.
Volgend jaar wil ik er bij zijn.
Pingback: Tweevijftwee en tweevijfdrie | Rene van Densen