Column ‘De Morgen’: Een emmer uit de oceaan

Om vat te krijgen op de oceaan van seconden die ons zijn voorafgegaan en nog zullen volgen, verdelen we de tijd in eeuwen, en de eeuwen in jaren. Misschien is nieuwjaar wel de opgestoken middelvinger van de mens in het grijnzende gezicht van de tijd: als zand glijdt die steeds door onze vingers, maar bij elk nieuw jaar doen we onszelf geloven dat we de klok even kunnen stilzetten.

Zelf heb ik afgelopen week een gevecht met de tijd verloren. Ik kocht een toestel dat audiocassettes converteert naar mp3’s: mijn vader maakte in mijn kindertijd opnames waarop ik mezelf eerst hoor brabbelen en jaren later honderduit tateren met mijn zus, en die herinneringen wil ik niet kwijt. De oude cassettes deden me denken aan mijn grootmoeder, die zeventien jaar geleden stierf. Ze zong veel, en vaak zei ik dat ik haar stem wilde opnemen. Maar telkens als ik vertelde dat ik mijn recorder zou meebrengen, antwoordde ze plagend: ‘Denk je dat ik niet lang meer zal leven dat je mij nu net wil vereeuwigen?’ Blijkbaar was ik bijgelovig, want ik deed het niet, maar vooral dacht ik altijd dat er nog tijd genoeg was. Jaren later verwijt ik mezelf nog steeds mijn hardnekkige uitstel, maar mijn moeder zei een paar dagen geleden dat een broer van haar waarschijnlijk mémés stem had opgenomen. Meteen mailde ik hem, en hij ging prompt op zoek. Twee dagen lang stelde ik me voor dat grootmoeders verloren stem mij een deel van het verleden zou teruggeven, tot mijn oom liet weten dat de opname helaas overspoeld was.

Een stukje tijd viel in scherven op de grond, maar dat is vooral mijn schuld. Ik stelde de opname uit omdat ik dacht dat er nog tijd genoeg was – maar die is er nooit. Waarschijnlijk is dat een van de grootste verschillen tussen een dertien- en een dertigjarige: vroeger waande ik me onsterfelijk, want ik zag de tijd als een bodemloos vat en negeerde het besef dat mémé plots zou kunnen sterven. Zeventien jaar later probeer ik nog maar weinig uit te stellen, en ieder jaar is het mijn voornemen dat helemaal niet meer te doen. Elke dag probeer ik mijn herinneringen voor later te verzekeren, want de archivering van mijn verleden is de enige zekere controle die ik heb over mijn toekomstige geluk. Je mag niets vergeten, zeg ik mezelf vaak, ook omdat ik dan later kan herscheppen wat niet meer is, want herinneringen zijn het kostbaarste materiaal waarmee ik als schrijfster werk. Net als P.C. Hooft wil ik de tijd zien als een ‘gezwinde grijsaard die op wakkre wieken staag / De dunne lucht doorsnijdt, en zonder zeil te strijken /Altijd vaart voor de wind, en ieder na laat kijken, / (…)

Onachterhaalbre Tijd, wiens hete honger graag / Verslokt, verslindt, verteert al wat er sterk mag lijken.’ In 2012 wil ik van deze woorden mijn motto maken, zodat ik onthoud wat de tijd doet, en niet vergeet af en toe een emmer uit zijn oceaan te scheppen.

Een gedachte over “Column ‘De Morgen’: Een emmer uit de oceaan

  1. Pingback: ‘Omdat ik het Geweten van Nederland niet vertrouw’ – missing links | Ooteoote

Reacties zijn gesloten.