Zo ver zijn we dus: België heeft een vlinderakkoord. Ik ben blij dat het land voorlopig gered is, maar vrees dat die blijheid meer te maken heeft met pragmatisme dan met vaderlandsliefde, waar je in onze contreien met het vergrootglas moet naar zoeken.
Toch weet ik wat vaderlandsliefde is, want ik voel die voor een land dat nochtans niet het mijne is: Iran. Het begon in 2003 met de Perzische literatuur. Acht jaar later heb ik de taal gestudeerd en huil ik wanneer ik patriottische liedjes hoor die ook bij echte Iraniërs de tranen doen vloeien.
Vaderlandsliefde – een woord waar Belgen graag lacherig over doen – vond ik altijd een abstract begrip, maar tijdens mijn reis door Iran kwam het helemaal tot leven. Ik zag Iraniërs knielen voor de tombe van Cyrus de Grote, die 2500 jaar geleden het Perzische Rijk stichtte. Ik zag een jongeman met liefdesverdriet zijn hoofd op het graf van dichter Hafez leggen, omdat ‘alleen de prachtige poëzie van het vaderland mij kan troosten’. Bovenal zag ik na de presidentsverkiezingen van juni 2009 honderdduizenden Iraniërs protesteren tegen de ayatollahs die hun vaderland systematisch verkrachten. Om tijdens die laatste duistere week van mijn reis de hoop niet te verliezen, zong ik ’s avonds in de huizen van de mensen dit lied met hen mee: Ey Iran / Mehr e to chon shod pisheam / Dur az to nist andisheam. Of: ‘Oh Iran, sinds uw liefde mijn roeping werd, zijn mijn gedachten altijd bij u.’
Vier keer vroeg ik sindsdien een visum aan voor Iran, maar dat werd telkens geweigerd. Tranen met tuiten heb ik daarvoor gehuild, want de ‘nee’ van het regime betekent het einde van een aantal van mijn dromen. Maar klagen helpt niet, dus heb ik besloten de leegte om te zetten in schoonheid. De weigering van de ayatollahs draag ik als een ereteken, en mijn ‘verbanning’ uit Iran heeft me dichter bij de mensen gebracht over wie ik schrijf: miljoenen Perzen over de hele wereld moeten hun vaderland missen.
Toen twee maanden geleden mijn vierde visumaanvraag werd geweigerd, heb ik mezelf een belofte gedaan die ik vandaag met u wil delen: als ik klaar ben met de novelle waar ik nu aan werk, begin ik met mijn eigengereide Perzische geschiedenis 2.0. Alle verlangen naar dat land, dat ik mis als een afwezige geliefde, zal ik in de zinnen van mijn boek leggen. Mijn handen trillen nu al van opwinding om van start te gaan, en als u dat een pathetische uitspraak vindt, mag dat: in Iran heet pathetiek gewoon ‘grote gevoelens’, en die weeg je niet per gram maar per kilo. Mijn Perzisch-Belgische boek wordt mijn hypotheek op de toekomst: als ons vlinderakkoord slechts een rups zou blijken te zijn, en de ayatollahs langer dan ik verwacht op hun stoel blijven zitten, zal ik nog altijd mijn boek hebben, als een derde vaderland om in te wonen: mijn handen plant ik in de tuin / ik zal groeien ik weet het ik weet het ik weet het/ de zwaluwen zullen eieren leggen / in de holte van mijn beïnkte vingers (Forough Farrokhzad).