Tijd, versteend tot eeuwigheid

Deze tekst, over het werk van fotograaf Charif Benhelima, verscheen eerder in de programmabrochure van deBuren van najaar 2007

De baby lacht. Klik. ‘Mijn god, wat een mooie vrouw’. Klik. Het gras is groener dan ooit, en de bloemen bloeien zo uitbundig deze zomer. Klik. ‘Zie je hoe de zon plots heel rood wordt en straks achter de heuvels zal verdwijnen?’ Klik.

Er zijn weinig verhoudingen die zo passioneel zijn als die tussen de mens en het fototoestel. Dat hoeft niet te verbazen: de liefde van mensen voor het maken van foto’s is een uiting van hun grootste angst, namelijk die voor het voorbijglijden van de tijd. Als korrels zand glipt de tijd door onze vingers, maar wie op de ontsluiter drukt, kan de tijd even stopzetten. In de strijd tegen de tijd is het geheugen het belangrijkste wapen, en fotografie is de beste en meest waarheidsgetrouwe handlanger van ons geheugen.

Wie fotografeert, creëert herinneringen, en die hebben we nodig om een complete persoonlijkheid te zijn. Onze persoonlijke herinneringen vormen de belangrijkste bron voor onze identiteit. Wie geen geheugen heeft, heeft geen notie van zijn eigen identiteit. De mogelijkheid het eigen verleden in herinnering te brengen geeft inhoud en waarde aan ons bestaan. Identificatie met het vroegere zelf is essentieel voor onze integriteit. Het geeft ons het gevoel een logisch, begrijpelijk en coherent geheel te zijn. Het verleden naar het heden halen verbindt ons met hoe we vroeger waren en geeft continuïteit aan onze identiteit.

Net daarom zijn er weinig bezigheden waar werkelijk íedereen zoveel plezier aan beleeft als aan het langzame doorbladeren van fotoalbums. Dat doen we het liefst in gezelschap, om woorden aan de beelden te kunnen toevoegen en om ons collectief te verwonderen over hoe het allemaal geweest is. Niet toevallig beweren veel mensen dat hun fotoalbum het eerste is wat ze uit hun brandende huis zouden redden. Het fotoalbum is het tastbare bewijs van het verleden, van wie we waren en geworden zijn.

Net omdat zijn fotoalbum tot zijn twaalfde blanco is gebleven, is Charif Benhelima naar eigen zeggen fotograaf geworden. Doordat hij geen foto’s van zichzelf had, werd hij zich al op jonge leeftijd heel sterk bewust van de waarde van herinneringen en van het vastleggen van de tijd. Niet alleen heeft Benhelima geen foto’s van zijn kindertijd – uitgerekend dat deel van ons verleden waarvoor we het meest op de verhalen van anderen aangewezen zijn  – maar is er ook niemand meer die hem erover kan vertellen. Zijn Marokkaanse vader kwam als gastarbeider naar België en werd het land uitgezet toen Charif drie jaar was. Sindsdien heeft niemand nog iets van hem vernomen. Benhelima’s moeder – een Vlaamse – overleed toen hij twaalf was. Hij werd geplaatst in een pleeggezin, en van het pleeggezin ging het naar een gesloten jeugdinstelling. Zijn jeugd noemt hij hard, het gevecht met zichzelf nog harder.

Pas toen Benhelima de fotografie ontdekte, kon hij ook zichzelf ontdekken. Zijn eerste boek Welcome to Belgium (2002) gaf hem de kans om dat deel van zijn verleden in beeld te brengen waarvan hij geen foto’s en weinig herinneringen heeft, en om op die manier de verloren tijd terug te winnen.

Welcome to Belgium is een sociaaldocumentair fotoboek dat vastlegt wat het betekent om vreemdeling te zijn. Het opent met een afdruk van een document dat het Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid in 1964 verspreidde in Marokko, Tunesië en Algerije om kandidaten te werven voor emigratie naar België. ‘Arbeiders, wees welkom in België!’, bloklettert de titel van het document. Je denkt eraan in België te komen werken? Misschien heb je de grote beslissing reeds genomen? Wij, Belgen, zijn gelukkig dat jij ons je kracht en je verstand biedt. Wij wensen dat dit nieuwe leven mag bijdragen tot jouw geluk.

Het contrast van het pamflettaire ‘Welkom arbeiders’ met de foto’s van Benhelima bezorgt de kijker een mokerslag in het gezicht. In korrelig zwart-wit geeft Benhelima onverbloemd de werkelijkheid weer van het harde bestaan van asielzoekers en illegalen in Brussel. Een eerste luik toont foto’s van migrantenkinderen. Hier is er nog hoop: de kinderen spelen, lachen, springen, rennen, kijken nieuwsgierig in de lens. Het kader beweegt zich vaak op hun hoogte: de fotograaf is één van hen. Het tweede luik is grimmiger. Benhelima laat ons het leven zien van asielzoekers in het Klein Kasteeltje. De reeks opent met een donkere foto van een dubbele deur waaronder een streepje helder licht zweeft. Maar dit is niet het licht dat hoop brengt in de duisternis. Het leven in het asielzoekerscentrum is grauw: getraliede ramen, groezelige muren en leegte, heel veel leegte. Er wordt opvallend veel gewacht. De meest treffende foto van de reeks toont een zwarte man vanop de rug gezien. Hij kijkt door een getralied venster naar een ommuurde binnenplaats. De stilte van deze foto is verpletterend. Alles is ontzield. Elk spoortje menselijkheid lijkt hier verdwenen.

Toch straalt er af en toe hoop uit de foto’s. Twee mannen omhelzen elkaar en lachen uitbundig. Een vrouw stift haar lippen in het weerspiegelende glaswerk van een oude deur waar de verf vanaf bladdert. Het zijn foto’s die eraan herinneren waarom deze mensen naar hier zijn gekomen. Wie vlucht, is hoopvol. Wie vlucht, zegt ja tegen het leven. Wie zijn land durft te verlaten, omhelst het leven met volle kracht. Het is een eeuwig verhaal. De mens, ach, de mens is altijd en overal dezelfde. Hij zoekt en vloekt, hij huilt en schreeuwt, hij lacht en danst, maar eigenlijk wil hij altijd alleen maar gelukkig zijn. Voor geluk, voor niets minder dan geluk zal de mens vechten en overeind blijven. Als je mening je dood kan betekenen, als het water tot boven je kin komt, de bommen je trommelvliezen aan flarden scheuren of je kinderen hun ogen niet meer kunnen sluiten van angst, dan wordt de mens een leeuw met klauwen. Wanneer de grond onder je voeten dreigt weg te zakken, wanneer je bijna valt maar ergens anders kan overeind komen, waar de lucht helderder is en het brood naar het leven smaakt, dan zal de mens verdomme overeind komen, al moet hij daarvoor desnoods de oceaan overzwemmen of zijn eigen huis in brand steken. Vanuit dat verlangen, om ergens anders de sleutel in de deur te kunnen steken, zijn de mensen uit Welcome to Belgium naar hier gekomen. De foto’s in het derde luik van het boek, gemaakt in een opvangtehuis voor illegalen, laten op een ontluisterende manier zien hoe de hoop van asielzoekers brutaal de kop wordt ingedrukt. Kijk, zegt de fotograaf, kijk hoe welkom immigranten zijn, kijk alsjeblieft goed en zie hoe hen alle hoop wordt ontnomen.

“Petit Chateau #5” , Brussels 1996-1997, Fiber print on alu, 60x100cm , edition of 5

Maar Welcome to Belgium is meer dan een aanklacht in de vorm van een fotodocument. Charif Benhelima noemt het ook zijn eigen fotobiografie. Van een groot deel van zijn verleden heeft hij noch foto’s noch een verhaal, maar met dit boek heeft hij zijn eigen verhaal geschreven. Hij was zelf een van de vele migrantenkinderen die hij in het eerste luik in beeld brengt. Zijn vader heeft hij nooit gekend, maar ooit was hij een asielzoeker en werd hij als illegaal het land uitgezet. Zijn geest waart door de bladzijden van dit boek. En zijn moeder, zij is aanwezig in de foto’s van de Tunesische asielzoekster Héléna Benjouira, die zonder wettige verblijfspapieren in Brusssel verblijft en daar haar zoontje probeert groot te brengen en tegen haar drugsverslaving vecht. De laatste foto van het boek toont Benjouira die vanuit een sofa indringend de lens inkijkt. In de spiegel die achter haar aan de muur hangt, is vaag de fotograaf zelf te zien. Daarna volgt een echo van de foetus van Benjouira’s zoontje, en weer daarna deze woorden: Ik ben nu 31. Mijn moeder overleed toen ik 8 was en mijn vader werd het land uitgezet toen ik 3 was. Voor het eerst durf ik zeggen: ‘Mijn moeder werkte in een fabriek en mijn vader was gastarbeider. Het staat op mijn geboortebewijs.’

Altijd had Benhelima gelogen over zijn herkomst en verzon hij een beroep voor zijn ouders. Pas op het eind van dit boek kan de fotograaf de waarheid vertellen en zijn plaats erkennen. Die erkenning maakt duidelijk dat zich tussen de bladzijden van Welcome to Belgium de zoektocht van Charif Benhelima naar zichzelf afspeelt. Hij heeft met deze foto’s zijn eigen verhaal geschreven, en zijn vader en moeder een naam en een gezicht gegeven. Daardoor kan hij op 31-jarige leeftijd eindelijk zichzelf vinden. De tijd heeft hem zijn ouders afgenomen en een deel van zijn verleden blanco gelaten, maar met zijn fotobiografie toont Charif Benhelima zich sterker dan de tijd.

Dat Welcome to Belgium zoveel als een tweede geboorte voor Benhelima betekende, weerklinkt duidelijk in de titel van zijn tweede grote fotografische project: Harlem on my mind. I was, I am. Nadat hij tussen 1990 en 1999 de foto’s voor Welcome to Belgium had gemaakt, trok Benhelima naar New York. Hij kreeg een beurs om er documentaire fotografie te studeren en ging in Harlem wonen. The black capital of Amerika is de laatste jaren erg in trek bij blanke New Yorkers, en de veranderingen die dat met zich meebrengt zijn aanzienlijk. In de jaren zeventig en tachtig was Harlem nog een verpauperde zwarte wijk waar de huizen op instorten stonden, drugshandelaars vrij spel hadden en de werkloosheid rond de dertig procent was. Door de huidige instroom van koopkrachtige bewoners wordt het uitzicht van de stadswijk totaal veranderd, maar het zwarte en arme Harlem is nog niet verdwenen. Het zijn de sporen van het ‘oude’ Harlem die Benhelima in Harlem on my Mind in beeld brengt: verpauperde woonblokken, affiches van Billie Holiday en Malcolm X en desolate straten.

“Fredrick Douglass Bl., Harlem” , 1999, Ilfochrome-Diasec, 120×122,5cm , edition of 5

Net als zijn eerste fotoboek is Harlem on my Mind een tijdsdocument. Terwijl Welcome to Belgium documenteert wat het betekent om vreemdeling te zijn in Brussel aan het eind van de vorige eeuw, archiveert Benhelima hier het Harlem dat op het punt staat te verdwijnen. Met Welcome to Belgium wekte Benhelima zijn eigen verleden tot leven; in Harlem on my Mind legt hij een heden vast dat weldra tot het verleden zal behoren.

Harlem on my mind vormt een voortzetting van de documentaire benadering van Welcome to Belgium, maar is tegelijk een keerpunt in Benhelima’s creatieve proces door het gebruik van een zwart-wit Polaroid 600-camera. Scherpstellen is met die camera onmogelijk, en het vage beeld dat daardoor ontstaat, past bij de instabiliteit, het verdriet en de onrust die veel van deze foto’s uitstralen.

In zijn meest recente fotoreeks Black-Out, die hij maakte tijdens zijn verblijf in Berlijn, gaat Benhelima een stap verder in zijn experiment met de Polaroid. Hij plaatste een filter voor de camera, waardoor de foto’s overbelicht zijn en er een melkachtige nevel over de beelden lijkt te zweven. De alledaagse dingen die hij in beeld brengt – een duif, een basketbal, een rij bomen – zijn daardoor nog nét zichtbaar. Benhelima stelt hier de aard van onze perceptie in vraag: hoeveel informatie hebben we nodig om te weten wat iets echt is? Weinig, zo blijkt: achtergrond en omgeving zijn op deze foto’s volledig verdwenen, en toch is het menselijke oog in staat om de geportretteerde elementen een naam te geven.

“Baseline” , 2006 , Ilfochrome-diasec , 120×122,5cm , edition of 5

Niet alleen de ruimtelijke context is uitgewist op deze foto’s, maar ook de tijd. Payback time, zo lijkt het wel: ooit wiste de tijd een deel van zijn leven uit, maar Charif Benhelima slaat terug. Met Black-Out is het schijnbaar onmogelijke hem gelukt: hij heeft de tijd versteend tot eeuwigheid.