Isfahan, vier jaar geleden

Oude man in Musavi bijeenkomst

© Pieter-Jan De Pue

Exact vier jaar geleden was ik in Isfahan op de verkiezingsrally die voormalig president Khatami er hield op het wonderlijke Naqsh-e Jahanplein. Fotograaf Pieter-Jan De Pue maakte er dit haast iconische beeld: in Iran wordt de verandering overwegend geleid door vrouwen en jongeren – al krijgen ze vandaag ook steeds vaker steun van de oudere generaties die meestreden tijdens de Islamitische Revolutie. Volgende week vrijdag zijn er in Iran presidentsverkiezingen. Voor wie een kernachtig beeld wil hebben van de kandidaten en hun kansen, is dit artikel op de site van The Guardian interessant.

12-06-2012, of drie jaar na de gestolen overwinning van president Ahmadinejad

Morgen is het precies drie jaar geleden dat Mahmoud Ahmadinejad de presidentsverkiezingen van 12 juni 2009 won. Hij stal die overwinning van de hervormingsgezinde presidentskandidaat Mir-Hossein Mousavi, die, net als zijn collega-hervormer Mehdi Karroubi, het slachtoffer werd van massale fraude. Mousavi en Karroubi staan sinds februari vorig jaar onder huisarrest, omdat ze zich bleven verzetten tegen de herverkiezingen van Ahmadinejad en opriepen tot vreedzame protesten tegen het regime. Lees verder

Twee jaar na de verkiezingen van 12 juni


Precies twee jaar geleden was ik in Isfahan, en zag ik duizenden Iraniërs opgetogen naar de stembus trekken. De overweldigende meerderheid van hen droeg de kleur groen – een verwijzing naar de campagnekleur van Mir-Hossein Mousavi, de hervormingsgezinde presidentskandidaat. Ik schreef daarover dit in mijn boek:

Eindelijk is het 12 juni, ‘D-Day’, de dag van de presidentsverkiezingen, de dag waar ik zo veel Iraniërs naar heb toe zien leven, maar ook de dag die sommigen bang maakt omdat ze niet meer durven te geloven in verandering. Wanneer ik ’s morgens in het hotel de televisie aanzet, stemt het eerste bericht me hoopvol. Er wordt gesproken over een ‘recordopkomst’. Een hoge opkomst hangt in Iran samen met winst voor de hervormingsgezinden: in 1997, bijvoorbeeld, leidde 80 procent opkomst tot 70 procent stemmen voor Khatami.

Op straat lijkt er een feest aan de gang. Groen geklede jongeren trekken uitgelaten naar het stemlokaal. Taxichauffeurs toeteren en maken het vredesteken. Een jongen op een knalgele scooter steekt de Iraanse vlag hoog in de lucht. “Ahmadinedjad piroozi! Ahmadinejad overwint!”, schreeuwt hij, maar in een stad die bijna volledig groen kleurt, lijken zijn woorden aan dovemansoren gericht. Eerlijk: ook ik besteed er weinig aandacht aan, overtuigd als ik ben dat aan het einde van de dag Mir-Hossein Mousavi de nieuwe president van dit land zal zijn.

Maar het draaide anders uit:

Wanneer ik op 13 juni wakker word en de televisie aanzet, zie ik op het scherm een taartdiagram met de resultaten van de belangrijkste presidentskandidaten: Ahmadinejad, Mousavi en Karroubi. Het is meteen duidelijk wie het grootste stuk van de taart heeft. Ik kan het niet geloven. Het is onmogelijk. Ahmadinejad? Gewonnen? Even begin ik aan mezelf te twijfelen. Ben ik blind geweest? Ik was er rotsvast van overtuigd dat Mousavi zou winnen. Had ik de aanhangers van Ahmadinejad dan niet gezien? Had ik alleen oog voor het groen?

Ik snel naar beneden en word tegengehouden door de receptionist, die me verse koekjes aanbiedt om de overwinning van Ahmadinejad te vieren. Ik betrap mezelf erop dat ik de aardige man plots minder sympathiek vind.

En even later zei een taxichauffeur me het volgende:

We hadden het moeten weten. Ik weet zeker dat er fraude is gepleegd. De winst van Ahmadinejad is gewoon te groot. Voor bedrog hadden we gevreesd, maar ons niet verlammen door de angst daarvoor, omdat we met Mousavi voor het eerst sinds lang weer hoop hadden. Hoe het nu verder moet? Dat weet ik niet. Ik ben bang voor wat nu zal komen. Zo’n grote ontgoocheling hebben we sinds de Revolutie niet meegemaakt.”

Ja, hoe moet het nu verder? Twee jaar na de frauduleuze verkiezingen zijn we nog steeds niet van het islamitische regime verlost. Nog steeds worden mensen willekeurig opgepakt, gefolterd en gedood. De oppositieleiders Mousavi en Karroubi leven al maanden onder huisarrest.

Toch ben ik hoopvol. Iran zal geen Arabische lente kennen: het land is bang voor een nieuwe revolutie, en terecht. Maar de vele interne conflicten in het regime doen me geloven dat de Islamitische Republiek een stervend dier geworden is. Een dier dat zich ook bedreigd voelt, en dan zijn ze vaak het gevaarlijkst. Vandaag bereikte ons daar weer een tragisch voorbeeld van: de Iraanse journalist Hoda Saber is overleden aan de gevolgen van zijn hongerstaking. Hij protesteerde daarmee tegen de dood van Ezatollah Sahabi en zijn dochter Haleh Sahabi, over wie ik eerder berichtte op deze blog.

De Islamitische Republiek Iran: een gevaarlijk dier, maar zonder twijfel een stervend dier. Ik kan niet wachten tot het overlijdensbericht mij bereikt.

Shah Abbas verwelkomt Mousavi

Gepost op donderdag 11 juni 2009 om 09:55 op http://standaard.typepad.com/iran

“Vrijheid van mening is onmogelijk zonder Mousavi”, “Dokter Ahmadinejad, ga naar de dokter”, “Als je vals speelt zal er chaos zijn in Iran”, “Mahmoud zal spijt hebben als er bedrog is in Iran”: het zijn maar een paar van de slogans die ik gisteren hoorde tijdens een indrukwekkende pro-Mousavidemonstratie in het historische centrum van Isfahan. De voormalige Iraanse president Khatami, die Mousavi steunt, kwam hier een toespraak houden, en het leek wel alsof de hele stad naar buiten was gekomen om naar hem te luisteren. Had ik totnogtoe soms nog de indruk dat de fans van Mousavi vooral jongeren zijn, dan werd dat beeld nu bijgesteld: jong en oud, arm en rijk – alle lagen van de bevolking liepen zingend, roepend of schreeuwend naar het fabuleuze Naqsh-e Jahan plein, dat in het begin van de zeventiende eeuw door Shah Abbas I werd aangelegd. Het is het tweede grootste plein ter wereld en lang geleden werd er polo gespeeld, maar gisteren stroomden er duizenden Iraniërs toe die hun ontevreden wilden uiten over het beleid van president Ahmadinejad.

Ik loop een tijdje mee met de demonstranten maar hou dat niet lang vol: bijna iedereen wil een interview en vraagt me wat ik van Agaye Mousavi (Mijnheer Mousavi) vind. Langs de kant van de weg is er iets meer ruimte om een rustig gesprek te voeren, en Yasamin (20) denkt er hetzelfde over: ze vraagt of ze naast me mag zitten. In het begin is ze wat verlegen, maar al snel vertrouwt ze me toe dat ze de leugens van Ahmadinejad beu is. “Ik schaam me dat hij de president van dit land is.” Een vrouw van een jaar of veertig in zwarte chador komt erbij zitten en zegt dat ook zij er genoeg van heeft: “Ik heb de politie een tijd geleden gezegd dat de kledingvoorschriften zo streng zijn dat ik geen zin meer heb om buiten te komen. Ze antwoordden: blijf dan gewoon binnen. Je ziet hoe ik gekleed ga – kan het nog islamitischer? Leugens, alleen maar leugens krijgen we te horen.”

Er worden groene papieren petjes uitgedeeld, vuisten gaan gebald de lucht in en een jongeman draagt op zijn buik een groot verbodsteken met daarop ‘liegen verboden’. Ik lees genot op het gezicht van vele mensen: verkiezingstijd geeft hen de kans om hun mening te uiten, en dat is anders in dit land verre van evident.

Na een klein uur verlaat de massa het Naqsh-e Jahan plein, dat sinds de Revolutie ook het Imamplein wordt genoemd. Sommigen vertellen me dat ze van de toespraak van Khatami niet zoveel gehoord hebben, omdat het plein daar veel te vol voor was. Mohammad (60) geeft een snelle samenvatting van de speech: Khatami heeft de mensen opgeroepen op Mousavi te stemmen, want hij is degene die de bevolking zal geven waar ze naar verlangen. Twee knappe jongedames komen meeluisteren en zeggen dat Khatami het ook over vrouwenrechten had, en dat was precies wat ze wilden horen. Mohammad onderbreekt hen: hij wil iets kwijt en vraagt me of ik het alsjeblieft verder wil vertellen. “Ik heb tijdens de oorlog tussen Iran en Irak in Khorramshahr gevochten. Ik hield veel van Khomeini. Maar er is een ramp gebeurd in dit land. Mensen over de hele wereld praten met elkaar via het internet, en onze president heeft het alleen maar over de komst van de Mahdi. Het is beschamend.”

Even later ga ik een kijkje nemen op het plein waar Khatami zijn toespraak hield. Boven het podium staat ‘Khatami, be Isfahan khosh amadi’ (Khatami, welkom in Isfahan). De duizenden posters van Mousavi en Khatami die hier werden achtergelaten kleuren het gras nog groener.

Ik had gisteren het gevoel getuige te zijn van een historisch moment in de geschiedenis van dit land: Isfahan, altijd een erg religieuze stad in Centraal-Iran, heeft op het Naqsh-e Jahan plein met duizenden de hervormingsgezinde Mir-Houssein Mousavi verwelkomd.

De halve wereld in het vooruitzicht

Gepost op dinsdag 9 juni 2009 om 17:36 op http://standaard.typepad.com/iran

“Wat brengt jullie hier?” Het is de vraag die me in Arak het vaakst gesteld werd, en zo verwonderlijk is dat niet: voor de inwoners van deze stad is het een ongewoon beeld dat buitenlanders hun straten verkennen. Arak, dat in het Westen vooral bekend is voor zijn kerncentrale, is een van de belangrijkste industriesteden van Iran. Met onder meer Wagon Pars en Arak Oil Refinery Company zijn respectievelijk de metaal- en de petrochemische industrie hier goed vertegenwoordigd.

Dat is meteen duidelijk wanneer onze trein de rand van Arak binnenrijdt: de ene grote fabriek ligt er naast de andere. Ook in het centrum van Arak is, behalve de prachtige bazaar, weinig Perzische charme te vinden. Het was dan ook niet de stad zelf die me aantrok, maar wel de streek errond: Farahan is de regio waar ’s lands bekendste Perzische tapijten worden vervaardigd, en heeft enkele van Irans belangrijkste politici voortgebracht, onder meer Mirza Abolghasem Ghaem Magham Farahani en Amir Kabir.

Over de vele charmes van het platteland had ik al eerder gehoord, en mijn verwachtingen werden ingelost: toen we Arak – een van de meest vervuilde steden van het land – verlieten, zagen we eindeloze gouden graanvelden en hoorden we kwetterende vogels – een geluid dat ik sinds mijn vertrek uit Belgie amper nog had gehoord.

De politiek was hier ver weg: geen affiches van Ahmadinejad of Mousavi maar oude lemen huizen, verdwaalde katten en vrouwen in vrolijke chadors. Wat precies de reden is weet ik niet, maar op het platteland, ver weg van de controle van politie en andere officiële instanties, verkiezen vrouwen misschien de bebloemde chador boven de zwarte.

In Moslehabad stoppen we een paar uur bij het winkeltje van Azam Navi en Fazlollah Mosleh. We worden als koningen ontvangen, en krijgen een rondleiding door hun prachtige, verwilderde tuin. De jongste dochter van Azam en Fazlollah, Mozghan (14), volgt me overal en is in de wolken met het onverwachte bezoek uit Belgie. Ze oefent haar Engels met mij en wanneer ik haar vraag wat ze later worden wil, zegt ze met blinkende ogen: “A doctor!”

Toen we ’s avonds weer in het centrum van Arak aankwamen, leek het alsof de stad in brand stond. Jongeren scheurden op hun motorfietsen door de straten: de aanhangers van Mousavi riepen dat je het land niet met een baard kan besturen, en wat de Ahmadinejad-fans schreeuwden kwam erop neer dat Mousavi een mietje is.Tientallen jonge Araki’s kwamen naar me toe omdat ze me wilden vertellen wat ze dachten over de toekomst van hun land. Voor het eerst sinds mijn verblijf hier merkte ik dat ik op mijn hoede was: nadat we in Qom een paar uur werden opgepakt door de politie – die ons van straat wilde houden omdat er een pro-Mousavibetoging aan de gang was – hou ik mijn ogen extra open voor de zwart geklede Basiji of traag voorbijrijdende politiewagens. Angst heb ik niet, want die geeft altijd slechte raad, maar voorzichtigheid is wel geboden. In alle Iraanse steden die we totnogtoe bezochten, voel je dat er iets aan het gebeuren is: in Arak zag ik, na Teheran, jongeren uit hun auto stappen en dansen op straat – een erg gewaagde actie in de Islamitische Republiek.

Laat op de avond was er opnieuw een debat tussen de presidentskandidaten, deze keer tussen Mousavi en Rezaii. Het is voor het eerst dat hier live een dergelijk debat wordt georganiseerd en uitgezonden, en de aandacht is dan ook enorm. Ahmadinejad zei dat het goed ging met de economie, en toen Rezaii statistieken liet zien met daarop de enorme inflatie waaronder Iran lijdt, zei Ahmadinejad zonder blozen dat hij andere bronnen had om zijn berekeningen te maken. Vanmorgen hoorde ik dat de straten van Arak na het debat deels werden afgesloten: de politie was bang dat de situatie uit de hand zou lopen.

Straks nemen we vanuit Kashan de trein naar Isfahan, een stad die in Iran ‘nesf-e jahan’ (de halve wereld) wordt genoemd.