Wil je mijn hangende spits zijn, Jan Mulder?

Vier jaar geleden schreef ik voor De Morgen deze column, tijdens het WK van 2014. Tijd om ‘m nog eens boven te halen, want nog altijd grote fan van Jan Mulder, die ons voor dit WK zijn analyses brengt in Villa Sporza, met Karl Vannieuwkerke. 

Wezelwoorden! Sinds ik de term vorige week lanceerde in een column voor deze krant, is hij aan een steile opmars bezig. Gisteren mocht ik op Radio 1 het wollige taalgebruik van politici toelichten, maar zij zijn natuurlijk niet de enigen die met uitspraken als “het is niet onaannemelijk” zelfs de meest banale bewering een aura van diepzinnigheid pogen te geven. Zijn wezelwoorden, zo vroeg Jan Hautekiet me, ook niet alomtegenwoordig in de voetbalanalyses die we voor en na elke WK-wedstrijd op ons bord krijgen?

Oh ja, Jan. Er is nooit zomaar sprake van een voetballer die iets probeert – nee, er worden kansen geschept, bewerkstelligd en nog het vaakst gecreëerd, waarbij vooral dat laatste werkwoord de indruk moet wekken dat voetbal geen spel maar een kunst is. Jan Boskamp, die sowieso al praat alsof hij net de wol van een pas geschoren schaap in zijn mond heeft gepropt, heeft het dikwijls over spelers met ‘diepgang’. Het is nooit duidelijk wat hij daarmee bedoelt, al denk ik niet dat hij het heeft over de capaciteiten van voetballer X of Y om een diepzinnig gesprek te voeren over diens nieuwste Louis Vuitton-tas. Andere wezelvruchten uit de oogst van de eerste WK-week: hoger spelen, de buitenspelval hanteren, voor balrecuperatie zorgen, knijpen, kantelen en hangende spits.

Het is, dames en heren, allemaal begonnen met Johan Cruijff, die de titel van opperwezel van het voetbaljargon verdient. Zijn wollige uitspraken werden door mensen die zichzelf heel serieus nemen tot poëzie gebombardeerd, terwijl Cruijff gewoon een kampioen in vage taal was. “Ik heb gezegd, nou stel Pietje boven de rest aan want die zal altijd drie gekke ideeën zeggen waar misschien de rest het niet mee eens is, maar wel: de exceptie, de exceptie zo bewaren. Want wat zie je dan met exceptie?” De beate bewondering voor Cruijff, die met de bal inderdaad een tovenaar was, heeft ertoe geleid dat alles wat de man zegt als magie wordt beschouwd, terwijl Marco van Basten zijn taalgebruik gewoon als volgt samenvatte: “Cruijff lult je suf.”

Vooraleer de toorn van het voetbalminnende deel der bevolking over mij neerdaalt: ik vind wezelwoorden bij voetbal veeleer een bron van geestig vermaak dan van ergernis, wat bij politiek niet het geval is, want dat is geen spel. Ik zap dus niet tenenkrommend weg tijdens voetbalanalyses, niet alleen omdat ik op die manier nieuwe wezelwoorden ontdek, maar ook omdat ik geniet van het heldere taalgebruik van Jan Mulder, die ik wél een woordkunstenaar vind. “Wat zijn jullie traag, Rode Duivels!”, zei hij gisteren. “Het is wel een loopsport, hé!” Kijk, dat vond ik nu eens duidelijk gesproken. Wat denk je, Jan, regelen we een partijtje loopsport waarbij jij voor hangende spits speelt en diep door mijn defensie breekt?