Voor hun special over Tom Boonen vroeg het geweldige wielermagazine Bahamontes (u kunt zich hier abonneren) mij om een stuk te schrijven over wat ik als vrouw vind van de man Tom Boonen.
Als eresaluut aan den Tom, die morgen (mocht u het nog niet weten) afscheid neemt in Parijs-Roubaix – post ik het stuk ook hier.
De dromen maken de man (sexy)
Een vrieskoude dinsdag begin januari, net na de middag. De warme maaltijd van daarnet heeft de kilte niet uit mijn botten weten te verjagen. Ik werk aan mijn nieuwe boek terwijl ik griepkiemen een titanengevecht voel leveren met mijn lijf. Hoewel de verwarming overuren draait, bedenk ik dat ik nog het liefst met handschoenen aan zou willen typen.
Mijn telefoon rinkelt: de hoofdredacteur van Bahamontes. Beschikt de man over helderziende gaven? Het voorstel dat hij heeft, doet mijn bloed in elk geval meteen wat sneller stromen. Of ik een stuk wil schrijven over wat ik als vrouw vind van de man Tom Boonen?
Wie zou daar niet, euhm, warm voor lopen? Mannen en sport; venten en hun zwetende sportlijven; atleten en sex appeal. Toegegeven: als ik daaraan denk, zie ik meteen een afgetrainde zwemmer voor me. Van alle sporters vind ik zwemmers over het postuur beschikken dat de vrouwelijke fantasie het meest op hol doet slaan. Neem Ian Thorpe: alsof hij gebeeldhouwd werd door Michelangelo in hoogsteigen persoon.
Van rennerslijven spat er een stuk minder seks af. Dat is niet alleen omdat hun torso op de fiets niet naakt is; hun kostbare materialen in een minder miniscuul broekje steken dan dat van een zwemmer, en de druppels niet van hun blote bast glijden. Het heeft meer met proporties te maken: een zwemmerslichaam is de gulden snede in de praktijk, terwijl coureurs een bovenlijf hebben dat soms twee keer in hun dijen past, toch zeker als de sprint hun specialiteit is.
Hoewel: niet per se. Tom Boonen heeft tijdens het voorjaar van zijn allerlaatste profseizoen gedemonstreerd dat hij als ‘oudere jongere’ vlak voor de meet nog stevig van jetje kan geven, maar niet eerder hebben zijn benen er zo messcherp uitgezien – zo scherp dat zelfs zijn aders ons vrolijk goeiendag komen zeggen. Daar krijg ik het, sorry Tom, als vrouw dan weer een beetje koud van.
Maar dunne benen of niet: waar ik het bij Tom Boonen altijd warm van heb gekregen, is zijn positie op de fiets. Zijn lange lijf is niet zo gebeeldhouwd als dat van een zwemmer, maar op zijn fiets zit hij wél als was hij een standbeeld: op die bovenrug kun je een bord eten spaghetti achterlaten zonder dat het omvalt. Tegen dat deel van zijn lichaam, wel ja, daar wil ik me wel eens tegenaan vleien. Voor ik ervan beschuldigd word dat ik, als een van de weinige vrouwen die over koers schrijft, als een man ben gaan denken en het dus alléén over het uiterlijk van Tom Boonen wil hebben: hold your horses.
Zijn bruine bolleketten van ogen; zijn witte tanden; zijn ontwapende glimlach: je moet stekeblind zijn om niet te zien dat Tom Boonen ne snelle gast is — om het in mijn West-Vlaamse dialect te zeggen, waar snel ook knap betekent. Maar meer dan zijn uiterlijk is wie Tom Boonen is, datgene wat me aantrekt. Er is die guitige jongensachtigheid waarmee hij met journalisten omgaat: hoe zijn ogen pretoogjes worden wanneer ze hem een vraag stellen waarop eigenlijk geen zinnig antwoord valt te bedenken, en hij dan maar laconiek zegt: ‘We zullen zien, zeker? De koers moet eerst gereden worden.’ Misschien val ik daarvoor omdat ik een West-Vlaamse ben en Tom Boonen een Kempenzoon, en de Kempische aard wordt wel vaker met de West-Vlaamse vergeleken: de nuchterheid; het ‘zwijgt en doe voort’; het zonder omkijken wroeten tot je je doel bereikt.
Dat Tom Boonen ooit een jongen was met een doel en een droom en die als man heeft bereikt – dát is wat ik aan Tom Boonen het meest sexy vind. Toen ik over hem nadacht voor ik aan deze tekst begon, stelde ik vast dat dit mijn eerste herinnering aan Boonen deze was: hij zit op zijn bed en wordt geïnterviewd door Michel Wuyts. Op zijn nachtkastje ligt een boek: De Leeuw van Vlaanderen van Hendrik Conscience. Ik vreesde dat mijn geheugen me bedroog en ik die herinnering misschien zelf had gefabriceerd, omdat ik nu eenmaal hou van mannen die boeken lezen. Maar de herinnering bleek te kloppen, en VRT-sportjournalist Christophe Vandegoor stuurde me het fragment toe:
Wuyts: ‘Je slaapt in met Liesbeth maar ook met De leeuw van Vlaanderen, zie ik. Dat is verplichte lectuur?’
Boonen: ‘Nee, dat is een boek, dat is, om te zeggen, dat heb ik misschien al vijftig keer gelezen.’
Wuyts: ‘Waarom?’
Boonen: ‘Ik steek het iedere keer in de kast en na een maand of drie pak ik dat opnieuw vast en begin ik dat terug te lezen, het is misschien raar, maar ik ken het bijna uit mijn kop, denk ik.’
Wuyts: ‘Zit er symboliek achter?’
Boonen: ‘Misschien, misschien ja, ik, euh, ik heb het wel ooit beginnen lezen, denk ik, als symbool, eigenlijk, door de Ronde van Vlaanderen, denk ik. Maar het blijft wel altijd terugkomen, dat boek, dus het zal wel goed zijn.’
Natuurlijk zat er symboliek achter: Tom Boonen, in 2002 nog een jonge snaak van tweeëntwintig, droomde ervan om, net als zijn voorganger Johan Museeuw, ooit de Leeuw van Vlaanderen genoemd te worden. Het lukte hem – en hoe. Jongens die mannen worden en er alles aan gedaan hebben om hun droom te vervullen: dat vind ik onweerstaanbaar aantrekkelijk. Daar kan de jonge god Tom Boonen, op Google Afbeeldingen te begluren op de massagetafel met op zijn edele delen slechts een handdoekje, niet tegenop.
‘We grow great by dreams. All big men are dreamers,’ zei de Amerikaanse president Woodrow Wilson. ‘Some of us let these dreams die, but others nourish and protect them; nurse them through bad days till they bring them to the sunshine and light which comes always to those who sincerely hope that their dreams will come true.’
Boonen is zo’n grote dromer, en daarom een groot man. Niet alleen omdat hij 1,92 meter lang is (ik tel zelf 180 centimeters en val enkel op mannen die groter zijn dan ikzelf, dus dat is alvast een meevaller) maar ook omdat hij zijn droom nooit heeft laten sterven. Zelfs bij tegenslagen bleef hij de droom koesteren om er opnieuw te staan. Neem zijn schedelbreuk in Abu Dhabi in het najaar van 2015: al jaren kende ik Boonen weliswaar als iemand die de droom ook ‘through bad days’ bleef vasthouden, maar toen dacht ik écht dat hij er de brui aan zou geven. Niet, dus. Boonen likte zijn wonden en toen hij zei dat hij zou terugkomen, wist je dat hij het méénde. Hij wilde geen streep achter zijn carrière zetten op het hete asfalt van Dubai. Nee, Parijs-Roubaix, die koers waar meer nog dan de Ronde van Vlaanderen zijn hart voor klopt, dáár zou hij stoppen.
We schrijven: voorjaar 2017, en Boonen is terug, en Boonen staat scherp, en Boonen heeft nog één grote droom, namelijk onder luid applaus op de piste van Parijs-Roubaix arriveren.
Als je groots kunt dromen en tegelijk nuchter en relativerend kunt reageren op journalisten die allemaal dezelfde vragen stellen nu Boonen op 9 april de fiets aan de haak hangt – ja, dan beschik je over een karakter waar ik best wel wild kan van worden. Net zoals van die typisch Boonense nuchterheid wanneer hij antwoordt op de vraag wat er gaat gebeuren nadat hij over de meet rijdt in Roubaix:
‘Eerst douchen, zeker?’
Als je dat doet in de legendarische oude douches naast de piste van Roubaix, mag ik dan even komen gluren, Tom? Een man met stalen benen die het zweet en de modder van zich wast in een primitieve douche: dat is een beeld waar voorwaar het begin van een boek in zit. Als je echter gaat douchen in je camper, dan heb ik een ander voorstel. Je hebt in een interview dit geantwoord op de vraag wat je de dag na Roubaix gaat doen: ‘Dan blijf ik gewoon in de hele dag thuis in de zetel zitten. Een beetje uitblazen.’
Is het lang geleden dat je De Leeuw van Vlaanderen hebt herlezen, Tom? Ja? Laat me dan even naast je komen zitten, en lees met je heerlijke Kempische tongval een stukje voor. Ik waarschuw je evenwel: men zegt dat vrouwen die lezen gevaarlijk zijn, maar voor mij zijn mannen die voorlezen buitengewoon gevaarlijk. Maar laat dat je niet afschrikken. Vlaamse leeuwen die hun hele leven konden klauwen schrikken voor niets terug, toch?
Heerlijk, zo een mooi stukje proza.
Knap geschreven gevoelens, voor velen een prachtatleet en Kempenzoon.