De krokussen van de verbeelding

Vandaag mocht ik in Belmondo op Klara een brief schrijven aan een collega-auteur waarin ik hem een boek cadeau doe.

Dit was mijn brief.

 

Beste Gerrit Komrij,

Toen men mij vroeg om een collega-auteur een boek te schenken, flitste terstond uw naam door mijn gedachten. Groot was mijn opluchting toen het geen probleem bleek om een overleden schrijver met literaire post te verblijden – want dood bent u helaas al meer dan twee jaar. Men zegt dat niemand onvervangbaar is, maar men heeft ongelijk: in de Nederlandse letteren kan voorlopig niemand in de schaduw van uw voetstappen treden.

Omdat u zich vaak heeft opgewonden over de stiefmoederlijke behandeling die cultuur te beurt valt, wil ik u een boek schenken dat de minachting aanklaagt waarmee naar die cultuur en, meer concreet in dit geval, naar poëzie en literatuur wordt gekeken. Het gaat om Humboldt’s Gift van Saul Bellow. Hij voert er de beloftevolle dichter Von Humboldt in op, die na zijn eerste succes kapotgaat aan de verlokkingen van ‘de wereld’, maar ook aan het besef dat de moderne tijd hem niet langer nodig heeft. De kwaadheid daarover zindert door het hele boek. ‘Orpheus bracht nog stenen en bomen in beweging’, aldus Bellow. ‘Maar een dichter kan geen baarmoeder verwijderen of een raket het zonnestelsel uit schieten. Het wonder en de macht zijn niet meer zijn deel.’

U zult uw hart ophalen aan deze roman, want ook u schoot met scherp op zij die menen dat alleen technologische vooruitgang en welvaart de mens rijker maken, en op zij die maar wat graag op cultuur besparen wanneer die welvaart in het gedrang dreigt te komen. Zelf schreef u daarover dit: ‘Het is godgeklaagd om in perioden van materiële achteruitgang geestelijke waarden te kortwieken. (…) Het duidt op verregaand hersenletsel om in een economische crisis het cement van de cultuur uit het wankele bouwwerk te hakken.’

Amerika, zegt Bellow in Humboldt’s gift, is in slaap gevallen, omdat het alleen nog aandacht heeft voor geld en economische vooruitgang. Amerika moet wakker worden, en beseffen dat de kracht van de verbeelding evenveel vermag als de macht van het geld.

Ook hier, beste mijnheer Komrij, in de Lage Landen waar ik u schrijf, zijn er al velen in slaap gevallen. Ons, de schrijvers, rest de kracht van het woord om ons geloof in de verbeelding te blijven verkondigen – en dat doet ook Saul Bellow op het einde van zijn boek. Von Humboldt wordt door zijn vriend Charlie Citrine herbegraven – en daarmee ook zijn poëzie, die op dat moment nog door niemand wordt gelezen. Wanneer Citrine de begraafplaats verlaat, schopt iemand een paar bladeren van het vorig najaar weg. Hij ziet een lentebloemetje en vraagt Charlie wat voor soort het is. ‘Geen idee,’ zegt die, ‘ik ben zelf een stadsjongen. Het zijn vast krokussen.’ Het is beeldspraak die zij die in een diepe slaap zijn gevallen misschien niet zullen snappen, dus laat het mij uitleggen: niemand, niemand, niemand, zelfs geen straaljager, kan de verbeelding onder herfstbladeren bedekken, want altijd zullen de krokussen weer naar boven komen piepen.

Met respectvolle groet en een diepe buiging,

Ann De Craemer

Humboldt’s Gift, Saul Bellow, De Bezige Bij, 2011, 612 pagina’s

vdi9789023463009