Leve het ongerepte platteland

Telkens als ik de N37 tussen Tielt en Roeselare neem, bekruipt me een bevreemdend gevoel. Terwijl de grijze monotonie van het asfalt onder je wielen glijdt, zie je tot voorbij Ardooie links en rechts van de weg een landschap waar koeien grazen, een wegwijzer je desgewenst naar een aardappelautomaat brengt, en een boer op het land de vruchten van zijn arbeid oogst. Wanneer diezelfde boer daarna met zijn tractor de baan op moet, slagen veel chauffeurs er niet in hun ergernis te verbergen. Iedereen wil graag gezonde groenten op zijn bord, maar vijf minuten geduld opbrengen om degene die daarvoor zorgt niet met een rotvaart (of luid toeterend) in te halen – ho maar.

Het is natuurlijk zeer de vraag hoe gezond die groenten nog zijn als ze dagelijks uitlaatgassen over zich heen krijgen, maar dat is helaas de tol die we moeten betalen voor een Vlaanderen dat vanuit de lucht een spinnenweb van gewestwegen vol lintbebouwing is geworden. Ook ons platteland zelf raakt steeds meer volgebouwd. Volgens Eurostat heeft Vlaanderen nog maar drie plattelandsgemeentes, waarvan er zich twee in West-Vlaanderen bevinden: Alveringem, Vleteren en Sint-Laureins. De plekken waar de horizon nog onbezoedeld is, worden ook in onze provincie steeds schaarser. Zo heb ik de omgeving achter het huis waar ik opgroeide – net buiten het centrum van Tielt – de afgelopen tien jaar onherkenbaar zien veranderen. Op nog geen honderd meter van onze voordeur begon het platteland, en de smalle weg die tussen de velden liep noemde ik als kind ‘het boerenwegeltje’. Er woonde een boer op wiens erf ik nog heb gespeeld, maar daarvan zijn vandaag alle sporen uitgewist: waar ooit het graan wiegde, is nu een nieuwbouwwijk verrezen.

Jazeker: mensen moeten ergens wonen, maar de paradox van het verhaal is dat zovelen dat willen doen op een plek waar ze ver kunnen kijken dat er steeds minder open ruimte voorhanden is. Vooral onze rampzalige ruimtelijke ordening van de voorbije decennia is daarvoor verantwoordelijk: die heeft toegelaten dat de baksteen in de maag van de Vlaming op plekken is neergepoot waar dat beter niet was gebeurd. Vlaanderen, zo las ik in juni in de krant, probeert nu meer orde te scheppen in zijn platteland en roept daarbij de hulp in van onze ‘goed geordende’ noorderburen. ‘Er is bij ons weinig geregeld in landbouwgebieden’, zei een beleidsmedewerker op het Vlaamse departement van Ruimtelijke Ordening.

Dat is een understatement van formaat. Laat het voor West-Vlaanderen, waar zeker in de Westhoek het platteland nog het meest ongerept is, een alarmbel doen rinkelen: iedereen heeft het recht om ergens te wonen, maar ook onze landschappen hebben hun rechten. Ik pas voor een toekomst waarin we het platteland achteloos vol bouwen en het zo bedreigd erfgoed laten worden. Dan verliezen we vergezichten die een balsem voor de ziel en zuurstof voor onze geest zijn, en raken we dus ook een deel van onszelf kwijt.

Deze column verscheen in de Krant van West-Vlaanderen van 17 juli