Zaterdag is het Internationale Vrouwendag, en omdat ook deze krant in het teken daarvan staat, werd mij door de redactie gesuggereerd ‘iets’ over vrouwen te schrijven. Ik had meteen een onderwerp: literaire moeders. In januari van dit jaar werden in het Antwerpse Letterenhuis twee avonden georganiseerd waarbij aan auteurs (m/v) werd gevraagd wie zij als hun literaire moeder(s) beschouwen. ‘In welke mate halen schrijvers de mosterd bij vrouwelijke auteurs?’, luidde de vraagstelling, die ik een beetje onzinnig vond: ze wil literatuur namelijk opdelen in mannen- en vrouwenliteratuur, deels vanuit de overtuiging dat vrouwelijke auteurs vandaag nog steeds minder aandacht krijgen, wat ik niet geloof. Als ik evenwel toch mijn literaire moeders zou moeten aanduiden, ga ik daarvoor niet bij bekende pennenprinsessen te rade, maar wel bij drie vrouwen uit mijn familie: mijn grootmoeder, mijn moeder en mijn nichtje.
Beweren dat mijn grootmoeder van mij een schrijver heeft gemaakt, zou een leugen zijn: ik ben ervan overtuigd dat je geen schrijver wordt maar het al bent zodra je naar je eerste teug lucht hapt. Niettemin denk ik dat mijn grootmoeder de eerste zaadjes van mijn schrijverschap heeft doen ontkiemen. Toen ik ontelbaar veel uren doorbracht op de radiator naast haar zetel in de bejaardenflat waar ze op haar tachtigste terechtkwam, vertelde ze me lange verhalen over het huis op het platteland waar zij negenenvijftig jaar van haar leven doorbracht, en ikzelf in de jaren tachtig onbekommerd kind kon zijn. Om haar drang naar verhalen nog meer te voeden, bracht ik uit de bibliotheek groteletterboeken voor haar mee, en nu ik zoveel jaren later in mijn nieuwe roman grootmoeders verhalen op papier zet, weet ik dat de schrijfster in mij is ontwaakt op die radiator: niets, voelde ik toen al, maakt me zo gelukkig als de kracht van een sterk verhaal.
Mijn tweede literaire moeder is mijn eigen moeder: zij heeft me geleerd dat een mens beter zijn hart dan zijn geld volgt. Toen ik werd geboren, besloot ze te stoppen met werken om voor haar twee dochters te kunnen zorgen. Dat was financieel niet altijd gemakkelijk, maar nooit heeft ze spijt gehad van haar keuze. Hetzelfde geldt voor mij als schrijver: mensen zeggen me regelmatig dat ik veel meer zou kunnen verdienen als ik ‘naar mijn diploma’ werkte, maar mijn moeder heeft me laten zien dat geluk niet in muntstukken schuilt.
Tot slot is mijn nichtje van zeven mijn derde literaire moeder geworden: Marjolein zit in het tweede leerjaar en ontdekt momenteel volop het wonder van de Nederlandse taal. Elk nieuw woord dat ze onder ogen krijgt, tovert een glimlach op haar gezicht, en toen ik vorige week jarig was, stuurde ze me een sms met daarin deze prachtige woordspeling: ‘Driedradroera met je drieëndertig!’
Andere literaire moeders heb ik niet nodig: liefde voor het verhaal; gloedvolle overtuiging van mijn eigen keuze, en blijvende verwondering over de schoonheid van onze taal.
Deze column verscheen in de Krant van West-Vlaanderen van 7 maart