Het is morgen dag op dag een maand geleden dat de ‘nieuwsmanagers’ van de VRT aankondigden het Radio 1-programma Joos te zullen afvoeren. De storm van verontwaardiging die toen door cultureel Vlaanderen trok, is intussen (en zoals dat altijd gaat met zulke stormen) weer gaan liggen, en ondanks luidruchtig protest ziet het er niet naar uit dat de VRT zal terugkomen op haar beslissing. Intussen echter is een groot deel van cultureel en vooral literair Vlaanderen verontwaardigd over een ander programma van de VRT waarmee we al twee dinsdagen konden kennismaken: Man over Boek, het nieuwe boekenprogramma op Canvas.
Op Twitter noemde Rik Van Cauwelaert Man over Boek ‘het eerste boekenprogramma voor analfabeten’; Peter Quaeghebeur, directeur van WPG Uitgevers België, vond dat de slinger te ver was doorgeslagen naar Man Bijt Hond en Het Peulengaleis, en ook schrijver Paul Baeten Gronda oordeelde in De Morgen dat het programma te licht woog, en het hem onduidelijk is voor welk publiek het is gemaakt.
Zelf deelde ik, na het bekijken van de eerste twee afleveringen van Man over Boek, de mening van deze mensen, en afgelopen week schreef ik daarover in mijn wekelijkse column voor HP/De Tijd. Ik deelde die opinie op Facebook, en even later werd ik door ene Toon Van de Vijver, een medewerker van Man over Boek, uitgescholden voor ‘mislukt schrijfster’. Ik citeer: “Wie is Ann De Craemer? Op basis van haar krom geschreven zuur zagend vooringenomen geweeklaag een mislukte schrijfster die het dan ook nog maar eens als columniste gaat proberen. En wat een inspiratie, VRT Verpeuterde Radio en TV-omroep, is dat het niveau waar televisiemakers gerecenseerd worden? Ocharme Ann De Craemer.” Toen ik reageerde dat de heer Van de Vijver zichzelf misschien eerlijkheidshalve best kenbaar kon maken als een medewerker van Man over Boek, bleek dat hij me al had ontvriend. Nota bene had de man, die ik zelf van haar noch pluimen ken, me een paar maanden geleden zelf een vriendschapsverzoek gestuurd, dus toen bleek hij Ann De Craemer wél te kennen.
Dat men mij een ‘mislukt schrijfster’ zou noemen nadat men mijn werk heeft gelezen, zou nog een mening zijn met een fundament. Ik zou het er uiteraard niet mee eens zijn, maar er niet om steigeren. Dat echter een medewerker van een boekenprogramma iemand een mislukt schrijfster noemt op basis van één column waarin zijn eigen creatie de wind van voren krijgt, toont wat mij betreft meteen aan dat aan Man over Boek mensen meewerken die voor het geschreven woord weinig liefde vertonen. Dat is ook net het probleem van het programma: het zit geduwd in een format van leukigheden, wist-je-datjes en ‘humoristische’ sketches, maar passie voor het boek en vooral voor zij die ze schrijven, heb ik nog niet bespeurd.
‘Zelfbenoemde literati’
Maar laten we terugkeren naar mijn mislukte schrijverschap. Canvas stuurde mij na de uithaal van de heer Van de Vijver een mail waarin excuses werden aangeboden, maar op Facebook ging het moddergooien lekker verder. Dimitri Verbelen nam op zijn pagina, in een reactie op mijn column, de verdediging van het programma op zich – als beheerder van de FB-pagina en auteur van het gelijknamige boekje Vrolijk Relativerende Liga ter bestrijding van Azijnpis en Verzuring mag Verbelen natuurlijk nimmer ‘zuur’ zijn. Meteen klom een andere medewerker van de VRT op de barricaden én op de wall van Verbelen: ene Clem Robyns, een man die, zo leert Google mij, onder meer voor Ketnet heeft gewerkt. Hij schreef dat “de reacties op een programma als Man Over Boek mij vervullen van eindeloos diepe minachting voor zelfbenoemde literati die, in wanhopige pogingen hun eigen culturele superioriteit aan te tonen, alleen maar hun totale incompetentie verraden.” Verder noemde hij boeken “fetisjen waarmee mensen die in deze veranderende maatschappij eigenlijk fundamenteel cultureel onzeker zijn, zich vastklampen aan verloren tijden. De tijden waarin literati het alleenrecht van spreken hadden als het over cultuur ging. Waarin ze hun normen en taal konden opdringen aan de massa, via de instellingen (zoals het onderwijs) die ze controleerden. Televisie heeft de laatste jaren hun monopolie afgepakt. Haast niemand geeft nog een lor om wat de literati beweren. Hun symbolisch kapitaal is ingestort. Vandaar de verkrampte reacties. In principe kan je hen dus doodzwijgen en ze in stilte laten sterven. Ik zou dat ook doen, maar helaas weiger ik het te pikken dat mijn collega’s, die uitzonderlijk sterke en gedreven tv-makers zijn, door nulliteiten beledigd worden.”
Uit deze reactie spreekt vooral grote onwetendheid, generalisering en een onverklaarbare minachting voor het schrijverschap: schrijvers hebben namelijk nooit hun normen en taal aan de massa weten op de dringen, en hebben nooit – wat een op drijfzand berustende gedachte! – ‘instellingen’ gecontroleerd. Ik heb in mijn column over Man over Boek één programma gefileerd, en daarmee niet beweerd dat de hele televisie an sich niet deugt, maar de heer Robyns scheert in zijn reacties alle ‘literati’ wél over dezelfde kam.
Het ‘elitaire’ van voetbalanalyses
De kern van Robyns’ verwijt is dat schrijvers elitair zijn, en daarmee komen we meteen ook tot de kern van dit debat: Man over Boek is een programma dat alles doet om niet elitair over te komen, uit schrik dat het dan slechts een klein publiek zou bereiken. Ten eerste lijkt het me bij het maken van een boekenprogramma verstandig om ervan uit te gaan dat je sowieso voor een klein publiek werkt, en wat eigenlijk, ten tweede, vinden mensen als Toon van de Vijver en Clem Robyns in hemelsnaam elitair aan het voorstel in mijn column om tijdens een boekenprogramma gewoon een interviewer en een schrijver aan tafel te laten zitten en praten? Doet men bij een voetbalprogramma als Extra Time niet net hetzelfde? Wanneer men daar tot in detail een pass van een speler analyseert, dan is dat volgens de Van Dale-definitie van het woord óók elitair, want ‘voorbehouden aan een elite, niet bedoeld voor iedereen’. Maar omdat men voetbal tot de ‘populaire’ cultuur rekent, en literatuur tot de ‘hogere’ cultuur, wordt het woord elitair bij de laatste categorie met sprekend gemak tevoorschijn getoverd zodra schrijvers en lezers de wens uitspreken om over boeken simpelweg een rustig gesprek te houden. Het kan nochtans – zie bijvoorbeeld Brands met Boeken op de VPRO, waarin ik al heerlijke gesprekken mocht zien. En leverde het legendarische interview in Hier is Van Dis met Maarten Biesheuvel geen prachtige televisie op waar mensen vandaag nog steeds ontroerd door kunnen zijn?
In rustige gesprekken over boeken op televisie hebben mensen als Clem Robyns echter duidelijk geen zin in, want, zo schreef hij gisteren nog op FB: schrijvers zijn gewoon onuitstaanbare mensen. Ik citeer: “Want spijtig genoeg voor de schrijvers zijn televisiemakers anno 2013 zelfbewust genoeg om hun medium niet meer dienstbaar op te stellen. Wij zetten geen camera meer op een container waar een paar filosofen een slaapverwekkend zwijmelgesprek denken te mogen voeren. Vanuit een televisiematig oogpunt (en dat is in televisie het enige dat geldt, net zoals voor literatuur enkel een literair oogpunt relevant is) zijn wijlen Apostrophes en Bouillon de culture, en het huidige Das literarische Quartett, rampzalig slechte televisie. Vier figuren rond een tafeltje die wat praten? Wat een verbijsterende verspilling van tijd en geld – vanuit televisiematig oogpunt.”
Zo, dat weten we dan ook weer: televisiemakers zijn geweldig, en schrijvers en filosofen zijn slaapverwekkend. De heer Robyns had uiteindelijk ook nog een boodschap voor mij: “Mevrouw De Craemer, uw stukje is van een beschamende intellectuele leegte. Uw visie op televisie is zo hallucinant oubollig dat ik me alleen maar kan inbeelden dat u niet meer gekeken heeft sinds het begin van de vermaledijde vtm-isering een kwarteeuw geleden. Dat u echt nog denkt dat een programma over boeken het soort moraliserende’ praatjes moet verkopen die u zonder enige gêne in uw stukje pleurt, is zonder meer verbijsterend. Dat u echt denkt dat televisie maken neerkomt op “men neemt een tafel en twee stoelen en praat met een schrijver”, en dat u dat nog publiek durft zeggen ook, toont aan dat u werkelijk niet het flauwste benul heeft van televisie.” Toen Patrick De Rynck, samen met Marc Reugebrink voorzitter van de Vlaamse Auteursvereniging, op FB tegen Clem Robyns zei dat hij het schelden misschien achterwege kon laten, antwoordde die dat hij “geen probleem heeft met mensen die schrijven. Ik lees nog steeds non stop.” Ja, uiteraard, mijnheer Robyns, en de zon gaat waarschijnlijk ook op in het Westen?
Gisterenavond kreeg ik van van iemand die voor een radiozender van de VRT werkt een mail waarin iemand zijn schaamte uitdrukte om wat sommige collega’s in bovenstaande discussie over Man over Boek hadden gezegd: “Dat ik me eigenlijk schaam in naam van mijn bedrijf. Voor wat ik hier lees van sommigen… Veel onzekerheden, veel gesol met mensen, die dan nog elke dag op de radio ‘gewoon’ ‘doodleuk’ hun best (moeten) blijven doen… Het is niet zo fijn allemaal. En niet eerlijk. En er zijn zoveel mensen ziek, en er worden er zoveel ziek gemaakt…”
Nee, fijn is het niet: een openbare omroep waar cultuur blijkbaar steeds meer een bedreigd goed wordt. Maar gelukkig zijn er nog fijne boeken, en veel fijne, niet-mislukte schrijvers die zullen blijven schrijven, hoewel ze door sommigen als volstrekt nutteloze mensen worden beschouwd om wie niemand ‘een lor’ geeft; schrijvers die ik onder meer in Brands met Boeken aan het woord kan horen, gewoon, aan een tafel, op een stoel, tijdens een gesprek zonder flitsende montages. Ik zal dat een verbijsterend goede besteding van tijd en geld vinden, want ik zal veel bijleren over de literatuur en het leven, en wie dat elitair vindt, kan in een hoge boom nabij een of ander voetbalstadion klimmen, en daar een voetbalpass gaan analyseren.
Update: Na het publiceren van deze post las ik volgende reactie van Clem Robyns op de FB-pagina van Dimitri Verbelen. Gelukkig is mijnheer Robyns geen échte schrijver van échte boeken, want dan zou hij zijn woorden daarna niet simpelweg kunnen verwijderen.
Jongens toch. Als jullie hiervoor de tijd hebben kan je beter in de Filippijnen gaan helpen of iets anders nuttigs doen.
Het gaat hem niet om geslaagd of mislukt te zijn in het professionele leven. Het gaat hem om als mens te slagen. Netelige discussies zoals dit en verschillende visies en replieken, bieden voor niemand enige meerwaarde. Mensen willen gewoon gelukkig worden, gelukkige mensen zijn geslaagde mensen. Elk in zijn eigen leefwereld, op zijn eigen niveau, bekend of onbekend, rijk of arm. Columns zijn er om even tot nadenken aan te zetten, de visie van Jan modaal eventueel te verruimen. Aan allen: Ann De Craemer bezorgt mij steeds weer enkele minuten leesplezier, en daarmee is de kern bereikt.
In order to be understood, we often better remain silent…. Blijkbaar een onbekend spreekwoord in het literaire Vlaanderen (of is het een peuterspeeltuin?)
Ai, ai, hoe klein kunnen we zijn…
ps: zo’n mislukt schrijfster ben je nu ook weer niet :-p !!
Het is niet omdat u het woord ‘elitair’ niet gebruikte, dat u het niet omstandig gesuggereerd heeft. Als u werkelijk van literatuur en taal houdt, dan weet u dat woorden niet letterlijk uitgesproken hoeven te worden om er de betekenis van over te dragen.
In antwoord op uw repliek hieronder: ik heb het woord “elitair” niet gebruikt omdat het irrelevant is. Ik leg in mijn antwoord, eveneens hieronder, uit waarom. Het debat over cultuurelitarisme is overigens al sinds de vroege jaren 90 uitgewoed. Als dat niet volstaat: een elite (Van Dale zegt “bevoorrechte, voorname groep”) is een min of meer welomschreven en eerder gesloten groep (bijvoorbeeld doordat je er enkel deel van kan uitmaken wanneer je bepaalde diploma’s hebt, of erkend wordt door bepaalde instituties),waarvan de invloed groter is dan haar numeriek gewicht rechtvaardigt. Er is zeker een periode geweest waarin een geletterde elite een grote invloed had op de culturele normen in onze samenleving. Sinds enkele decennia is die invloed zeer sterk verminderd. Televisie daarentegen heeft een deel van die invloed overgenomen – zo is de ultieme standaard voor mondeling taalgebruik in dit land officieus het VRT-Journaal. Op dit moment is het vrij zinloos om nog van een culturele elite te spreken, precies omdat de mensen met de “credentials” om daartoe te behoren, geen echte invloed meer uitoefenen op de culturele normen. Ik doe dat dan ook niet. Ik kan u natuurlijk niet verbieden van in mijn betoog te lezen wat u wil lezen.
Ik heb, zoals u hierboven zo fijntjes opmerkt, inderdaad mijn reacties op de Facebookpagina in kwestie verwijderd, omdat ik nu pas merkte dat de originele post voor iedereen toegankelijk was en niet, zoals gebruikelijk op Facebook, beperkt tot de vrienden van Dimitri Verbelen. Zoals ik schrijf, is een publiek statement wat anders dan een privédiscussie. Als u mijn publicaties wil kennen, dan moet u misschien nog wat verder zoeken op Google.
Beste mevrouw De Craemer,
Een paar verduidelijkingen. Ik heb het woord “elitair” niet één keer gebruikt. Ik heb omstandig, zij het op polemische wijze, uitgelegd hoe de verkrampte reactie van schrijvers op het medium televisie verklaard kan worden door het verlies, gedurende de afgelopen decennia, van hun cultureel dominante positie. Ik kan u voor de theoretische onderbouw daarvan “La distinction” en “Le marché des biens symboliques” van Pierre Bourdieu (overigens zelf een televisie-hater) aanraden. Wanneer u schrijft “schrijvers hebben namelijk nooit hun normen en taal aan de massa weten op de dringen, en hebben nooit ‘instellingen’ gecontroleerd”, dan klopt dat doodgewoon niet. De discussie daarover hier opnieuw beginnen, zou ons te ver leiden.
Tussen twee haakjes: ik heb van 1997 tot 1999 inderdaad voor Ketnet gewerkt, en gun u het plezier om daarmee één en ander te insinueren. Ik werk, kwestie van het plaatje te vervolledigen, al meer dan tien jaar voor Canvas, was er o.a. eindredacteur van Man Over Woord, en heb ooit nog 5 jaar lang in opdracht van het FWO onderzoek verricht aan het Departement Literatuurwetenschap van de KULeuven. Werkelijk, mevrouw De Craemer, de televisiewereld zit wat complexer in mekaar dan u graag denkt.
Ik heb evenmin beweerd dat een programma waarin mensen rond een tafel over een boek praten elitair is – dat maakt u er opnieuw van. Omdat u dan uw volautomatische redeneringen over de zogezegde strijd tussen cultureel elitairen en cultuurpopulisten kan bijhalen. Helaas, die discussie is al een decennium of twee oubakken. Wat ik gezegd heb is dat een dergelijk programma televisiematig totaal oninteressant is. Ik heb evenmin geschreven dat schrijvers “onuitstaanbare mensen” zijn. Ik heb omstandig uitgelegd, ook in passages die u niet citeert en met voorbeelden, dat de meeste schrijvers televisie puur als promotiekanaal zien. Helaas, het is niet onze taak boeken te promoten. Onze taak als televisiemakers is goede televisie maken, niet uitleggen, zoals u dat graag zou zien “dat lezen uitermate gezond is, dat het de goedkoopste vorm van reizen is … dat lezen de mens zichzelf doet overstijgen, dat wanneer we lezen, we mogen worden wie we wel of net niet willen zijn.” Man Over Woord is nog niet zolang geleden bejubeld als vernieuwende televisie over taal. Man Over Boek doet precies hetzelfde met boeken. Opdracht volbracht.
Voor de rest zie ik niet in waarom u er een probleem mee heeft dat de makers van een programma dat u en anderen tot de grond afbreken, uw betoog eveneens tot de grond afbreken. De reden daarvoor heb ik ook duidelijk gemaakt. Namelijk dat televisiemakers net als schrijvers mogen verwachten dat hun werk beoordeeld wordt, toch als het gebeurt in publicaties als De Standaard, De Morgen en HP / De Tijd, door mensen met enige kennis van zaken en op basis van criteria die eigen zijn aan het medium. Dat een programma als Man Over Boek, waaraan door uitstekende televisiemakers zeer hard gewerkt is, geen deugdelijke recensie krijgt door een competente criticus maar in de grond geboord wordt door mensen zonder enige kennis van het medium, wordt na een tijdje bijzonder frustrerend. Op Facebook, waar ik overigens reageerde op een post van een Facebook-vriend en niet op u persoonlijk, wil dat dan al eens tot scherpe reacties leiden.
Wanneer ik mijn commentaren herlees, dan zie ik daarin enkel antwoord en kritiek op de redeneringen die u opbouwt, en het overduidelijke gebrek aan inzicht in televisie dat daaruit blijkt. Dat lijkt me volstrekt legitiem. Op één uitzondering na: ik had inderdaad in het vuur van mijn betoog het woord “nulliteiten” niet mogen gebruiken. Als u zich daardoor persoonlijk beledigd voelt, dan kan ik dat begrijpen en wil ik me daar graag voor verontschuldigen. Maar aan de kern van mijn betoog raakt het niet.
Clem Robyns