Een cleane wielrennerij is een sprookje

Hieronder de iets uitgebreidere versie van mijn opiniestuk over de zaak-Armstrong, dat vandaag in De Morgen staat, naast de reacties van Bert Wagendorp, Gert Goeminne en Herman Chevrolet.

Verbaasd over de verbazing: dat was ik de afgelopen dagen toen ik merkte hoe sommigen het USADA-rapport onthaalden over de dopingpraktijken van Lance Armstrong en Johan Bruyneel, professionele gangsters die zich vakkundig vermomden als heren met een hart voor de wielrennerij. Vooraleer het Amerikaanse antidopingagentschap het rapport online gooide, waren er voorwaar nog believers – Eddy Merckx inclusief – die meenden dat arme Lance het slachtoffer was van een complot. Hoeveel kilo zand hadden die mensen in hun ogen? Nog voor de onomstotelijke bewijzen op tafel lagen, zei mijn gezond verstand dat Armstrong iets te verbergen had, al was het maar door de onaantastbare, hardnekkige en zelfs spottende manier waarop hij alle geruchten ontkende. Als je vandaag leest dat Armstrong er niet voor terugschrok om renners te intimideren die een boekje over hem open dreigden te doen, bekijk je bepaalde momenten in de wielergeschiedenis met heel andere ogen. Neem de Ronde van Frankrijk van 2003. Op de laatste col van de Tour, de beklimming naar Luz Ardiden, komt Armstrong ten val. Voor zijn rivaal Jan Ullrich een gouden kans om Armstrong te kloppen, maar Ullrich houdt de benen stil. Algemeen werd dat beschouwd als een teken van sportiviteit: Ullrich wilde niet van de pech van zijn tegenstander profiteren. Armstrong stond weer op, ging ervandoor en won de Tour. Onmogelijk om nu nog te geloven dat Ullrich wachtte omdat hij zo’n eerlijke ziel was: hij wachtte uit angst, omdat hij wist dat The Boss hem het leven zuur kon maken als hij dat niet deed. Dat is immers het beeld dat je van Lance krijgt als je het rapport van het USADA inkijkt: Armstrong was in staat iedereen kapot te maken wanneer hem dat goed uitkwam.

Alweer schrikken wielerfans op nu een van de grootste sporthelden aller tijden van zijn sokkel is gevallen, en alweer wordt georakeld over een schone lei voor de wielrennerij. Zo roept Edwig Van Hooydonck in De Morgen op tot een grote kuis, veertien jaar nadat de zaak-Festina een bom onder de wielersport legde. Ik hoop samen met hem hetzelfde, maar voeg er meteen aan toe dat ik er, helaas, niet in geloof. De wielrennerij zal nooit helemaal clean zijn, en is dat ook nooit geweest. Er bestaat een hardnekkige mythe dat de flandriens alleen op water en brood reden, maar ook zij namen de middelen van hun tijd die hen toelieten om beter te fietsen. Karel van Wijnendaele (1882-1961), peetvader van de koers in Vlaanderen en tevens ploegleider van een aantal flandriens, had bij een apotheker gewerkt en verzweeg dat de boterhammen van de zogenaamde flandriens niet altijd met filet pur belegd werden en zelfs zij vitessepillen namen, maar, zei hij, ‘dat potje hou je best gedekt, want hoe meer je erin roert, hoe feller het zal stinken.’

Een schone wielrennerij is een mythe, simpelweg omdat de mens menselijk is en er altijd naar zal streven zijn prestaties te verbeteren om groter te zijn dan anderen en vooral meer geld en roem te vergaren dan anderen. Een dopingvrije wielrennerij is een illusie, omdat er altijd gewetenloze sportdokters en medische experts in het peloton zullen rondwaren die de controles net een stapje voor zijn, en omdat er altijd UCI-controleurs zullen zijn die zich laten omkopen. Je zou verwachten dat de wielerfans zich, geconfronteerd met zoveel bedrog, afkeren van de wielrennerij, maar ook dat zal niet gebeuren. Mensen hebben nu eenmaal behoefte aan verhalen, zelfs aan leugens, en dat is hoe ik de wielrennerij ben gaan zien toen ik research deed voor mijn laatste roman De seingever: een verhaal waarbij je realiteit en fictie nooit helemaal uit elkaar kan halen. Maar maakt ook dat de wielrennerij misschien net niet aantrekkelijker? Ik meen zelfs te mogen beweren dat de dopingverhalen voor de gemiddelde wielerliefhebber van koers een nog spannender avonturenroman maken. Over romans gesproken: ook ik blijf ondanks alles kijken, en misschien om te vermijden dat ik me een goedgelovige en naïeve wielerfan zou voelen, zette ik mijn eigen theorie op poten over wat wielrennen eigenlijk is: geen zuivere realiteit, maar een verhaal dat soms zoveel onwaarheden bevat dat het mythische proporties krijgt. Vandaag kijk ik naar het wielrennen zoals ik een roman zou lezen of naar een film zou kijken, waarbij je op voorhand het geloof opzij legt dat alles wat gebeurt of wordt verteld waar is, wat men in Engelse literaire termen the suspension of disbelief noemt. Dat is de enige manier waarop ik op dit moment nog van een wielerwedstrijd kan genieten. Omdat de mens mens is, zal wielrennen nooit clean zijn, maar ook omdat de mens mens is, zal de wielerliefhebber altijd blijven kijken, en zich laten meeslepen door de schone leugen die koers ons te bieden heeft.

Een gedachte over “Een cleane wielrennerij is een sprookje

  1. Een boterham dient toch ook om de renner energie te geven? Waarom, in plaats van doping, niet gesproken van bijvoeding? Zijn we er in een klap vanaf. Kunnen de krantenkolommen weer gevuld worden met wetenswaardige berichtgeving

Reacties zijn gesloten.