Absolute vrijheid in Qom

Gepost op zondag 7 juni 2009 om 08:15 op http://standaard.typepad.com/iran

De weg van Teheran naar Qom is lang, stoffig en monotoon. Een kwartier nadat onze trein stipt op tijd de hoofdstad heeft verlaten, wordt bruin de overheersende kleur van het landschap. De rijkdom van het noorden van Teheran is hier ver weg: overal zie ik vervallen huizen, leegstaande fabrieken en kapotte auto’s. Af en toe rijdt in de verte een eenzame vrachtwagen voorbij of duwt een man een steekkar vol lompen voort.

Het is warm in de trein, maar met de ramen wijd open is de hitte draaglijk. We kopen thee, water en juju kabab (chicken kebab). In Iran heeft elke trein zijn eigen restaurant, al is die naam wat overdreven. Het eten heeft weinig smaak, maar de weg is nog lang en we kunnen beter met een volle maag toekomen in Qom.

Na Masshad is Qom de meest religieuze stad van de Islamitische Republiek. Het was hier dat ayatollah Khomeini in 1963 zijn ziedende speech gaf tegen de shah: zo zei hij onder meer dat wanneer de shah op de ingeslagen weg verderging, het volk dankbaar zou zijn wanneer hij het land op een dag zou verlaten. Khomeini werd in 1964 verbannen uit de stad, maar de conservatieve geestelijken bleven zich vanuit Qom tegen het bewind van de shah verzetten en het was hier dat uiteindelijk de Islamitische Revolutie haar oorsprong had.

Drie uur na ons vertrek uit Teheran rijdt de trein langzaam en met piepende remmen het station van Qom binnen. “Qom, Qom, Qom!” hoor ik iemand roepen. Wanneer we uitstappen, blijkt meteen dat we in een totaal andere wereld dan Teheran zijn terechtgekomen: ik word door bijna iedereen aangestaard. “Je bent westers,” zegt de gids, “lang en blond, en dat hebben de mensen nog niet vaak gezien.” Ik lach en zeg Ahmad dat ik helemaal niet blond ben, maar hij antwoordt dat ik naar Iraanse normen héél erg blond ben. Zowat alle vrouwen dragen hier de zwarte chador, en vooral oudere dames werpen me af en toe een verwijtende blik toe. Ik heb nog nooit zulke verhullende kledij als nu gedragen, maar toch voel ik me soms bijna naakt.

In Qom zie je niet de grote shops van Teheran, maar wel kleine winkeltjes waar vers brood wordt gebakken of sohan wordt gemaakt, de bekende zoetigheid uit Qom. De straten van deze stad lopen vol geestelijken in wapperende gewaden, druk bellend met hun supermoderne mobiele telefoons en daarna wegscheurend op hun motorfietsen.

We bezoeken het indrukwekkende Hazrat-e Masumeh, de plek waar Fatemeh, de zus van imam Reza in de negende eeuw begraven werd. Hassan (28) is leraar Engels in Qom en leidt ons rond. Wanneer ik hem vraag of hij voor Mousavi of Ahmadinjead zal stemmen, wil hij eerst niet antwoorden. Dan klinkt het tenslotte aarzelend: “Mousavi.” Meteen bespeurt hij de verrassing in mijn ogen: “Ik weet dat je dit niet zou verwachten op deze plek. Al mijn collega’s hier stemmen op Ahmadinejad. Maar het is genoeg geweest. Die man is echt veel te conservatief. Hij is zelfs gevaarlijk. Obama heeft gezegd dat hij wil praten, en dat is belangrijk, maar zolang Ahmadinejad aan het roer blijft, zal er van contact met Amerika geen sprake zijn. Nochtans hebben we dat nodig. Dit land heeft verandering nodig.”

Even later bevinden we ons in de drukke hoofdstraat van Qom, en hier is Ahmadinejad werkelijk overal aanwezig. Vrouwen in zwarte chador houden met de ene hand hun gewaad vast en in de andere hand een poster van hun president. Kapperszaken, bakkerijen, boekenwinkeltjes: het is al Ahmadinejad wat de klok slaat.

Plots zien we hoe een grote menigte zich verdringt bij een lange muur vol affiches. We gaan dichterbij en zien dat hier de supporters van Mousavi hun tenten hebben opgeslagen. Op een hoge tafel staat een televisie waarop een video wordt afgespeeld die het beleid van Ahmadinejad evalueert. Zodra we worden opgemerkt, verdringen tientallen mensen zich rond mij en smeken ze bijna om geïnterviewd te worden. Ze zijn overwegend jong, tussen de twintig en veertig, maar vanop op een afstand kijkt een oude man van een jaar of tachtig glimlachend toe. Hij vangt mijn blik op, wijst naar een poster van Mousavi en steekt zijn duim in de lucht.

Pezhman (20) stemt voor Mousavi omdat zijn sociale en economische plannen ‘stukken vooruitstrevender’ zijn dan die van Ahmadinejad. Wanneer ik hem vraag voor wie hij de vorige keer heeft gestemd, antwoordt hij dat hij zich dat niet meer herinnert. “We willen weer de banden aanhalen met de Verenigde Staten. We willen vrijheid en democratie. Khamenei is mijn leider en is goed, maar Ahmadinejad is niet goed.”

Mohammed Hussein (25) duwt Pezhman weg en zegt dat Ahmadinejad de enige keuze voor Iran is, omdat hij de morele waarden van dit land verdedigt. Bovendien: “Mousavi is een zwak man, want hij kan niet zonder de steun van Khatami.” Mohammed lijkt steekt een stevig betoog te willen afsteken, maar wordt plots naar buiten geduwd door een aantal aanhangers van Mousavi. “De fans van Ahmadinejad hebben genoeg kansen om hun boodschap te verkondigen. Dit is ons hoofdkwartier, en hier moeten ze wegblijven.”

We wandelen verder en stuiten op een ander campagneteam: dat van Mehdi Karroubi. Sadeq Chehrqani is twintig en zegt dat vele kandidaten voor de verkiezingen maar een paar maanden daarvoor de politieke arena betreden, maar dat geldt niet voor Karroubi: hij heeft ervaring in de Iraanse politiek. “Karroubi zal vrouwen en etnische en religieuze minderheden beter behandelen. Hij heeft de jonge mensen ook verandering beloofd.” Achter Sadeq (links) hangt een poster van Karroubi waarop in grote Perzische letters ‘BIG CHANGE’ staat.

’s Avonds laat zijn de straten van Qom nog steeds in de ban van de verkiezingscampagne: op televisie wordt het tweede live debat tussen de presidentskandidaten uitgezonden, deze keer tussen Ahmadinejad en Karroubi. Aan elke winkel die een televisie heeft, verdringen de mensen zich om een glimp van het debat op te vangen. Op een pleintje aan de rand van de stad hebben fans van Ahmadinejad een tafel met een wit deken bedekt en daarop een televisie neergezet. Ik vraag Mansoureh, een jong meisje dat de chador draagt, waarom ze voor Ahmadinejad stemt. “Hij is dapper. Hij is van het volk. Hij is rechtvaardig. Hij is de allerbeste.” Ik vraag haar of ze het rechtvaardig vindt dat onder deze president bijvoorbeeld de kledingvoorschriften voor vrouwen zoveel strenger zijn geworden? “Hij is rechtvaardig. Jullie begrijpen niet dat vrijheid in je hoofd zit. De hijab is absolute vrijheid.”

Picknicken met ayatollah Khomeini

Gepost op vrijdag 5 juni 2009 om 08:16 op http://standaard.typepad.com/iran

“Ahmadinejad! Ahmadinejad! Ahmadinejad!” De mensenmassa schreeuwt zijn keel schor en balt de vuisten hoog in de lucht. Er worden posters in glanzend kleurrijk papier uitgedeeld van de huidige Iraanse president, en steeds opnieuw klinkt het: “Iran! Ahmadinejad! Iran, Iran, Iran ! “

Het is twaalf uur ’s middags, bloedheet, en we bevinden ons tussen duizenden Iraniërs die op 4 juni traditiegetrouw de dood van ayatollah Ruhollah Khomeini herdenken, de stichter van de Islamitische Republiek die twintig jaar geleden overleed. Eigenlijk liet de opperste leider op 3 juni het leven, maar voor het gemak hebben de autoriteiten zijn herdenkingsfeest een dag later geplaatst: op 5 juni wordt immers ook de Revolte van Khordad 15 herdacht, toen Khomeini in 1963 zijn befaamde speech gaf tegen de shah en hem vergeleek met de beruchte Iraanse tyran Yazid. De feestdagen van 4 en 5 juni sluiten nu mooi op elkaar aan, en dat komt het regime beter uit: één grote, lange, tweedaagse herdenking van Khomeini.

Place to be voor de herdenkingsfestiviteiten is het mausoleum waar ayatollah Khomeini begraven ligt, even buiten Teheran, naast het beroemde kerkhof Behesht-e Zahra (Het paradijs van Zahra), waar miljoenen slachtoffers van de Iran-Irakoorlog hun laatste rustplaats hebben. Terwijl Pieter-Jan in de moskee verdwenen is om – na een grondige scan van zijn camera’s – het graf van Khomeini te fotograferen, wandel ik met onze gids Amad over het terrein. Een jongen van nauwelijks zestien komt naar me toe en duwt een poster van Ahmadinejad in mijn handen: de foto toont hoe de president het hoofd buigt en de hand kust van een oude sjofele man. “Ahmadinejad piruzi! Ahmadinejad overwint!”, zegt de jongen. Ik vraag hem waarom hij een aanhanger is van de huidige president, en in een mum van tijd staan zeker vijftig jongens van een jaar of achttien om me heen en verdringen ze elkaar om mij te kunnen spreken. “Niemand luistert ooit naar hen,” zegt Amad, “en in jou zien ze hun kans.”

Mohammad Reza is zeventien en zegt dat hij zou willen sterven voor Ahmadinejad. “Waarom,” vraag ik? Hij verheft zijn stem. “Hij is sterk! Hij is niet bang van de grote wereldmachten die ons willen verpletteren!” Er volgt gegil en gejuich, en velen steken de Iraanse vlag hoog in de lucht. “En,” gaat Mohammad verder, “hij is een vriendelijke, zachtaardige man. Hij houdt van de armen. Hij komt zelf uit een gewone familie. Mousavi is rijk en dom.” Een andere jongeman tikt me op de rug: “Mousavi willen we niet! Toen hij eerste minister was, heeft dit land acht jaar in oorlog met Irak geleefd. We hebben een president nodig die iedereen in één beweging kan verslaan en verpletteren. Mousavi is een zwakke man. Hij durft niets.” Hij steekt een lint met de kleuren van de Iraanse vlag in de lucht, en, zo vertelt mijn gids, dat doet hij op een erg symbolisch geladen manier: met de rode kleur bovenaan, zoals ten tijde van de Iran-Irakoorlog.

Net terwijl ik denk dat dit Ahmadinestan is en iedereen hetzelfde verhaal vertelt, wurmt zich tussen de menigte iemand die alleen al door zijn kledij opvalt: de meeste jongens zijn hier in het zwart gekleed, terwijl deze man een wit hemd draagt met lichtblauwe streepjes. Hij komt naar me toe en zegt luid en duidelijk: “Ik stem voor Mousavi!” Verbazing alom bij de omstaanders, maar niemand wordt agressief. Meer nog: de jongens stoppen eventjes met schreeuwen en luisteren zowaar naar wat hun politieke tegenstander te vertellen heeft. “Mousavi is beter voor het land. Hij heef ervaring in de politiek. Hij heeft het land acht jaar lang geleid toen we in oorlog waren. Ik geloof dat hij dit Iran kan veranderen. De werkloosheid is hoog, de benzine is te duur en we leven in isolement van de rest van de wereld. Mousavi wil contact met Amerika, en dat is belangrijk voor Iran.” Een paar seconden wordt het stil en lijken de Ahmadinejad-fans even knock-out geslagen door de argumentering van de jongeman. Maar al heel snel herneemt het geschreeuw zich: “Ahmadinejad! Mahmoud! Ahmadinejad piruzi!” Zoveel is zeker: de aanhangers van Mousavi gaan ervoor en zijn niet bang om zich in het hol van de leeuw te wagen: gisteren de optocht in het zuiden van Teheran; vandaag de actie van deze jongeman.

Het Iman Khomeini Mausoleum en de uitgestrekte grasvelden eromheen is de plek waar ik voor het eerst zoveel aanhangers van Ahmadinejad samen heb gezien. Meestal zijn ze arm en hebben ze niet echt een duidelijk antwoord op de vraag waarom ze hun president en lieveling een tweede ambstermijn gunnen. Meestal klint het gewoon ‘khube’: hij is goed. Wanneer ik vraag waarom, volgt ofwel stilte, ofwel de retoriek van slaan, verpletteren, dood aan Amerika en dood aan Israel. Het regime blijkt zijn aanhang ook goed te kennen, want overal worden gratis water, thee en koekjes uitgedeeld. De herdenking van Khomeini’s dood heeft dan ook meer weg van een zondagse picknick dan van een echt religieus feest: in de moskee zag Pieter-Jan mensen spelletjes spelen met hun gsm of kruiswoordraadsels invullen, en op de grasvelden buiten hebben honderden Iraanse families hun tent opgezet en wordt er uitgebreid gepicknickt.

Meestal is de sfeer vriendelijk, en de nieuwsgierigheid naar de enige twee westerlingen tussen de mensenmassa is enorm. “Salam, khareji!” Hallo buitenlander! Jongens van nog geen achttien die net met hun vaders uit de moskee zijn gekomen proberen me met hun beste Engels te versieren, en ook veel vrouwen wuiven me vanop hun picknickveldje toe en vragen waar ik vandaan kom. “Hun nieuwsgierigheid naar de buitenwereld is enorm,” zegt Amad. “Ze zien wel westerlingen op televisie en op internet, maar zelden in het echt. Vandaar dat iedereen zo achter je aan loopt en met je wil praten.”

Een paar keer wordt de sfeer grimmig. Een Iraanse jongeman vraagt of ik journalist ben en vertelt me even later dat hij hier is omdat hij van Khomeini houdt, maar dat Ahmadinejad de islam aan het kapotmaken is. “Mousavi kan ons land vooruithelpen, maar mét respect voor de godsdienst. En geloof me: hier is het aantal jongeren dat Ahmadinejad steunt groot, maar nog veel groter is het aantal dat zijn strenge zedenpolitie en absurde regeltjes beu is.” Terwijl ik sta te luisteren, zie ik in mijn ooghoeken een aantal mannen dichterbij komen die helemaal in het zwart gekleed zijn, combat boots inclusief. Ze blijven op een meter of tien afstand, en plots zie ik een van hen lange tijd naar me kijken, om daarna iets in te spreken op zijn walkie talkie. Wanneer ik me vervolgens snel uit de voeten maak, verdwijnen de men in black even snel als ze gekomen waren. “De geheime dienst,” zegt Amad. “Op een dag als vandaag zijn ze overal aanwezig. Ahmadinejad wil alles onder controle houden, zeker nu zijn herverkiezing op het spel staat.”

Wanneer ik iets later Amad niet meer kan vinden, voel ik me geen moment meer op mijn gemak en heb ik het gevoel dat iedereen me aanstaart. Plots komen vier vrouwen naar me toe en wijst een van hen naar mijn tuniek. Ze wijst naar mijn armen en zegt: bad hejabi, wat zoveel betekent als: je bent niet islamitisch genoeg gekleed. Mijn armen zijn tien centimeter bloot, en dat is voor sommige religieuze vrouwen hier blijkbaar een shock. Waarschijnlijk om dezelfde reden wordt me de toegang tot het graf van Khomeini geweigerd: de politie heeft mij toestemming gegeven, maar de vrouwen die de ingang van het schrijn bewaken denken er anders over. Opnieuw wordt naar mijn onderarmen gewezen, en wanneer ik naar een chador vraag, word ik met aandrang verzocht om rechtsomkeer te maken.Het maakt me kwaad, maar ik beheers me.

Voor het eerst sinds mijn verblijf hier heb ik een hekel aan de sluier op mijn hoofd: het liefst wil ik de wind in mijn haren voelen en me in short en t-shirt neervleien in het gras.

Terug op post

Sinds vorige week maandag ben ik terug in het land, na een reis van drie weken door Iran. Dat hadden er zes moeten zijn, maar vanwege de protesten tegen de verkiezingsuitslag werd ons visum niet verlengd. Tegen het eind van de zomer vertrek ik opnieuw voor een maand naar Iran.

Omdat ik in Iran niet op mijn weblog kan, plaats ik, voor de volledigheid, hierna toch nog alle bijdragen die ik voor de blog van De Standaard schreef.

Van chador tot cha-cha

(volgende bijdrage is ook verschenen op de website van De Standaard: http://standaard.typepad.com/iran/)

“Verlang vurig naar iets! Zadel je paard en maak je klaar voor de ontdekkingstocht.” Deze verzen schreef de klassieke Perzische dichter Sanai eeuwen geleden neer, en vandaag zijn ze meer dan ooit op mij van toepassing. Het iets waar ik vurig naar verlang is mijn vertrek naar Iran, en maandag 1 juni is het eindelijk zover: samen met Pieter-Jan De Pue ga ik op reportage naar de Islamitische Republiek. Ons paard laten we thuis, maar klaar voor de ontdekkingstocht zijn we wél.

Het idee om met Pieter-Jan naar Iran te trekken ontstond vorig jaar bij deBuren, waar ik toen nog werkte. Ik wilde al langer door Iran reizen en daarover schrijven, en toen ik de foto’s van Afghanistan zag die Pieter-Jan bij deBuren tentoonstelde, wist ik meteen dat een gezamenlijke tocht door Iran wel eens heel mooie dingen zou kunnen opleveren. We trokken met ons voorstel naar de directeur van deBuren, en hij was erg enthousiast. Een paar maanden later klom ook het Fonds Pascal Decroos voor Bijzondere Journalistiek mee aan boord en werd een droom werkelijkheid.

Met deze reis willen we Iran van een andere kant laten zien. Als Iran onze media haalt, dan is dat bijna altijd om politieke redenen, en meestal is het dan de conservatieve of zelfs fanatieke kant die wordt belicht: Ahmadinejad wil Israël van de kaart vegen, het kernprogramma van Iran is wereldbedreigend, Roxana Saberi zit onterecht in de cel. Gevolg daarvan is dat in het Westen Iran al te vaak wordt gezien als een fanatiek land vol gesluierde vrouwen en bebaarde ayatollahs. Die zijn er natuurlijk wel, maar zo eenzijdig is het plaatje niet: Iran is volop in verandering. Anno 2009 staat het land op de grens tussen traditie en moderniteit, tussen isolement en openheid, tussen verleden en toekomst. Vrouwen dagen er de ayatollahs uit door hun sluier steeds verder naar achteren te schuiven, Iraanse weblogs schieten als paddestoelen uit de grond en zijn zelfs door geen honderdduizend mullahs uit te roeien, en het Museum voor Hedendaagse Kunst in Teheran opende in mei een tentoonstelling van moderne westerse kunst die sinds de Islamitische Revolutie niet meer vertoond werd.

Door ook het andere Iran te laten zien, willen we in woord en beeld tot een genuanceerd portret komen van een land dat volop in de kering is: enerzijds zijn er de traditionele en religieuze waarden; anderzijds zijn er de vele Iraanse jongeren – zeventig procent van de bevolking is er jonger dan 25 jaar – die lak hebben aan de islam en houden van Amerika, MTV, make-up en westerse literatuur. Geen beter moment dan verkiezingstijd om die twee kanten te belichten, want in de strijd tussen conservatieven en hervormingsgezinden komen de twee gezichten van Iran duidelijk naar voren.

Het zijn de stemmen van de gewone Iraniërs die we willen laten horen, Hoe ziet het leven in Iran er anno 2009 uit? Wat denken ze over hun land en hun toekomst? Wat maakt hen blij en waar zoeken ze hun geluk in een land waar zoveel verboden is? Welke boeken lezen ze? Naar welke muziek luisteren ze? Waar zoeken ze hun ontspanning?

We doen alle binnenlandse verplaatsingen per trein omdat we zoveel mogelijk samen met de gewone mensen onderweg willen zijn. Reizen per trein, schrijft Paul Theroux in zijn meest recente boek De grote spoorwegcarrousel retour (2008), heeft het voordeel dat je het land leert kennen zoals het werkelijk is: je hebt namelijk ook uitzicht op het achterland. En: “Luxe [is] de vijand van de observatie, een dure verstrooiing die zo’n lekker gevoel geeft dat je niets meer opmerkt. Luxe corrumpeert en werkt infantilisering in de hand, en voorkomt dat je de wereld leert kennen.”

Het vliegtuig zou ons veel tijd en ongemakken besparen, maar de reis gaat niet over onszelf. Net als Theroux willen we observeren, en dat kan honderd keer beter in de trein dan in het vliegtuig.
“And wisdom is a butterfly, and not a gloomy bird of prey”, zei de Britse dichter William Butler Yeats (En wijsheid is een vlinder, en niet een sombere roofvogel). Het vliegtuig vind ik maar een sombere roofvogel, maar de trein wordt straks onze vlinder door het Iraanse landschap.

Oefeninterland tussen VS en Iran?

De Iraanse voetbalbond zegt een uitnodiging te hebben ontvangen van de Amerikaanse collega’s voor een oefeninterland. Dat meldt het Iraanse persbureau ISNA (Iranian Students News Agency).
‘We bestuderen het voorstel en zullen de Amerikanen binnenkort een antwoord geven’, aldus Ali Kafashin, hoofd van de Iraanse voetbalbond. Het voorstel is opmerkelijk aangezien de relatie tussen beide landen problematische is vanwege onder meer de vermeende nucleaire plannen van Iran.
Voordat de wedstrijd kan plaatsvinden, moeten diverse hoge Iraanse functionarissen hun toestemming geven. Iran heeft moeite zich te plaatsen voor het wereldkampioenschap voetbal, volgend jaar in Zuid-Afrika. Iran nam deel aan de WK’s van 1978, 1998 en 2006.
bronnen: ISNA, de Volkskrant

Hoge opkomst verkiezingen bepaalt mee de uitslag

Vijf miljoen extra stemmen kunnen hét verschil maken tijdens de komende presidentsverkiezingen. Dat heeft Gholam Hossein Karbaschi, de campagneleider van presidentskandidaat Mehdi Karroubi (foto), gezegd. Volgens het Iraanse Ministerie van Binnenlandse Zaken zijn er in Iran 46,2 miljoen stemgerechtigden. Als 32 miljoen mensen naar de stembus trekken, is volgens Karbaschi de kans dat Mahmoud Ahmadinejad verliest hoger dan 65 procent; wanneer slechts 27 miljoen mensen hun stem uitbrengen, is dat minder dan 25 procent. Karbaschi zei ook dat de aanhangers van Ahmadinejad er alles zullen aan doen om de opkomst tijdens de verkiezingen zo laag mogelijk te houden.
Een lage opkomst betekent traditioneel een grotere overwinningskans voor de conservatieven. In 2005, toen Ahmadinejad won, bedroeg de opkomst ongeveer 60 procent; in 2001 en 1997, toen de hervormingsgezinde Khatami won, was dat nog 80 procent. De opkomst bepaalt in hoge mate de uitslag van de verkiezingen. Door weg te blijven uiten de Iraniërs vaak hun ongenoegen over het regime.

Een vlinder, geen roofvogel

U hebt vast wel al een keertje over Louis Theroux gehoord: de ietwat slungelachtige Britse journalist die in zijn hoogst unieke stijl reportages maakt over de gekste onderwerpen. Momenteel loopt op Canvas de nieuwe documentairereeks van Theroux, waarin hij zich onderdompelt in – op zijn zachtst gezegd – ‘merkwaardige milieus’. Vorige week hield ik mijn adem in toen hij de criminaliteit onderzocht in Johannesburg; gisterenavond werd het opnieuw spannend toen Theroux een aantal ‘great white hunters’ volgde, rijke Amerikanen die voor een pak geld op jachtsafari gaan in Afrika.

Omdat hij geen enkele vraag schuwt, krijgt Louis Theroux het wel eens aan de stok met de mensen die hij interviewt, maar altijd komt hij weer op zijn pootjes terecht. Dat heeft hij te danken aan de combinatie van zijn Harry Potter-achtige uitstraling en zijn ontwapenende eerlijkheid. Soms zie je de mensen die hij spreekt denken: wat ben jij een irritante Britse wijsneus, ik zal je leren, you little prick, maar zijn eenvoud zorgt ervoor dat zijn ‘onderwerpen’ hem toch steeds weer in vertrouwen nemen.

De afgelopen week heb ik ontdekt van wie Theroux die eigenschappen geërfd heeft: van zijn vader. Omdat ik straks anderhalve maand met de trein door Iran reis en daar een boek over zal schrijven, besloot ik meteen hoog te mikken en het meest recente werk te lezen van de meester van het reisverhalengenre: Paul Theroux zelve.

In Ghost train to the Eastern Star (De grote spoorwegcarrousel retour, 2008) zit Theroux op een bepaald moment aan tafel met Nobelprijswinnaar Orhan Pamuk. Plots bedenkt hij “dat hij me aan mezelf deed denken: ontwijkend, een beetje maf, enigszins humeurig, niet op zijn gemak in grote gezelschappen en verlegen bij officiële gelegenheden.” Het is een karakterbeschrijving die op veel schrijvers van toepassing is, maar toen ik het las, zag ik meteen ook Louis Theroux voor mij.

De mensen die Paul Theroux ontmoet en de manier waarop hij hen beschrijft, doen vaak aan de documentaires van Louis denken. Toch geniet ik nog duizend keer meer van het werk van zijn vader: lezen zet immers onze verbeelding aan het werk en maakt op die manier de wereld spannender dan eender welk televisieprogramma ooit zal kunnen. Het is vooral het vervoermiddel waarmee Theroux reist dat mijn verbeelding een extra stimulans geeft: de trein. Dertig jaar na de publicatie van The Great Railway Bazaar, een klassieker binnen de reisliteratuur, stapt Paul Theroux opnieuw in de trein om dezelfde reis te maken, van Londen naar Tokyo. De landen die hij bezoekt zijn ingrijpend veranderd, maar wat blijft, is het transportmiddel: als echte treinliefhebber reist Theroux opnieuw met onder andere de Oriënt Express, de Frontier Mail en de Transsiberië Express.

Zelf heb ik altijd het liefst met de trein gereisd, misschien omwille van het tijdloze gevoel dat het me geeft. Als ik in de trein zit en het landschap aan me voorbijglijdt, lijkt het alsof ik niet meer besta, alsof ik getransformeerd ben in een geest die alleen maar hoeft te observeren en zich nergens hoeft aan vast te houden. Buiten gaat het leven zijn gang, maar in de trein hoef je even niet deel te nemen aan wat zich achter het glas afspeelt. In de coupé mag je glijden door tijd en afstand, en dat is iets waar mijn rusteloze geest erg van houdt. De trein roept ook altijd een gevoel van troostende melancholie in me op: het landschap behoort al tot het verleden wanneer je het nog maar pas in je opgenomen hebt.

Theroux schrijft in De grote spoorwegcarrousel retour uitgebreid over wat hij in de trein zelf beleeft. Het zijn meestal gewone mensen die hij ontmoet, voor wie het vliegtuig een te duur alternatief is, maar het zijn net deze ontmoetingen die vaak de mooiste passages in het boek opleveren. Want, zoals Theroux opmerkt: “Luxe [is] de vijand van de observatie, een dure verstrooiing die zo’n lekker gevoel geeft dat je niets meer opmerkt. Luxe corrumpeert en werkt infantilisering in de hand, en voorkomt dat je de wereld leert kennen. Dat is ook de bedoeling van luxe, de reden waarom luxe cruises en grote hotels vol stommelingen zitten, die, als ze ergens een mening over moeten geven, klinken alsof ze van een andere planeet komen.”

Dat is precies de reden waarom ik straks met de trein door Iran wil reizen: om kennis te maken met de gewone mensen. Het vliegtuig zou mij veel tijd en ongemakken besparen, maar de reis gaat niet over mezelf. Net als Theroux wil ik observeren, en dat kan honderd keer beter in de trein dan in het vliegtuig.

“And wisdom is a butterfly, and not a gloomy bird of prey”, zei de Britse dichter William Butler Yeats (En wijsheid is een vlinder, en niet een sombere roofvogel). Het vliegtuig zie ik als een sombere roofvogel, maar de trein wordt straks mijn vlinder door het Iraanse landschap.

Iran: een robuuste, oude wijn

“Ben je niet bang?” Het is de vraag die ik het vaakst te horen krijg wanneer ik mensen vertel dat ik straks een maand door Iran reis, mét een journalistenvisum.
Nee, ik ben helemaal niet bang. Angst is een slechte raadgever, niet alleen in Iran, maar overal en altijd in het leven. Wie zijn dromen verwezenlijkt, is niet bang. En voor het eerst voet op Iraanse bodem zetten, is een droom die ik al jaren koester en die op 1 juni eindelijk werkelijkheid wordt. Brussel-Istanbul-Teheran, Imam Khomeini Airport. Ik tel de dagen af.

Strikt genomen ga ik naar Iran om te ‘werken’: Pieter-Jan De Pue en ikzelf zullen in de marge van de presidentsverkiezingen vier keer verslag uitbrengen voor De Standaard, ik zal dagelijks bloggen voor dezelfde krant, en in maart 2010 verschijnt bij Uitgeverij Lannoo een boek over onze reis. Toch zal ik nooit het gevoel hebben dat het hier om werk gaat. Me in Iran verdiepen, is niet werken, maar genieten. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik van mijn grootste passie misschien straks wel mijn beroep kan maken.

Wat me zo aantrekt in Iran? Het is na ‘ben je niet bang’ die andere vraag die mensen me vaak stellen. Vaak zie ik dan een blik in hun ogen die zegt: brrrr, wil je daar echt naartoe, naar zo’n eng land waar je niet mag zeggen wat je denkt, waar homoseksuelen worden opgehangen en waar vrouwen zo schandalig worden gediscrimineerd? Ja, dat wil ik echt, en ik geloof dat we in het Westen een veel te eenzijdig beeld hebben van de Islamitische Republiek. Natuurlijk, ik ben er nog niet geweest, dus ik spreek niet uit ervaring, maar op grond van alle boeken die ik gelezen heb, kan ik beslist zeggen dat hier al te vaak één kant van Iran wordt belicht. De fanatieke, duistere kant. En daar zijn de media in grote mate verantwoordelijk voor.

Maar ik wijk af – ik had het over wat Iran voor mij zo fascinerend maakt. Waar zal ik beginnen? België is een jong wijntje, maar Perzië is een robuuste oude wijn, en die hebben altijd meer te bieden. De geschiedenis van Iran bestuderen, dat is eigenlijk kennismaken met de geschiedenis van onze hedendaagse beschaving; het is de mens zelf ontdekken. Ik kan in dat verband trouwens ten zeerste het boek Persian fire van Tom Holland aanbevelen; geen andere werk ontsluit de geschiedenis van het oude Perzië op zo’n tegelijk toegankelijke en degelijke manier.

Er is de geschiedenis, en er is uiteraard ook de Perzische literatuur. Iran is een land van dichters, wordt vaak gezegd, en dat is niet zomaar een leeg cliché. Prachtig vind ik het, hoe de poëzie zelfs in het dagelijkse leven van Iran aanwezig is: hun dichters blijven ze na eeuwen nog steeds herdenken, en op de achterruiten van taxi’s zijn zelfs vaak verzen van Hafez te vinden.

Door Iran te ontdekken, ben ik een rijker mens geworden. Zeker, België heeft zijn schoonheid, maar de Perzische cultuur heeft mijn blik ontzettend verruimd. Maakt u zich geen zorgen: ik zal in Iran niet blind zijn en ook de negatieve aspecten waarnemen en beschrijven. Maar bovenal wil ik zoveel mogelijk mensen ook laten zien dat dit land zoveel meer is dan gesluierde vrouwen en bebaarde ayatollahs:

Iran, ey khorram behesht e man
Roushan az to sarnevesht e man
Gar atash barad be peykaram
Joz mehrat dar del naparvaram

Iran, o mijn groene paradijs
Verlicht is mijn lot dankzij jou
Wanneer het vuur regent op mijn lichaam
Een andere dan jouw liefde zal ik niet koesteren in mijn hart

(uit het populaire Iraanse volkslied ‘Ey Iran’)

Clinton wil Iran bij volgende Afghanistan-top

De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton staat gunstig tegenover een Iraanse deelname aan een overleg over Afghanistan en Pakistan, dat in juni in het Italiaanse Trieste plaatsvindt. Dat heeft Clintons Italiaanse ambtgenoot, Franco Frattini (foto), zaterdag tijdens een persconferentie gezegd. Frattini bracht onlangs een officieel bezoek aan de VS, waar hij een ontmoeting met Clinton had.”Het is onze bedoeling om de Iraanse en Amerikaanse ministers van Buitenlandse Zaken aan dezelfde tafel te krijgen”, zei Frattini. De Italiaanse minister herhaalde dat “stabiliteit in de meest gevaarlijke regio ter wereld” voor VS-president Barack Obama “de absolute prioriteit” is. Iran en de VS namen in maart in Den Haag al samen deel aan een Afghanistan-conferentie. In de marge van die conferentie zetten beide landen de eerste voorzichtige stappen in een direct contact. Sinds de Islamitische Revolutie van 1979 praten Teheran en Washington niet meer rechtstreeks met elkaar.

Een fantastische Iraanse weblog: Life Goes on in Tehran

Weinig landen ter wereld waar bloggen zo uitermate populair is als in Iran: volgens Wikipedia zijn er zo’n 7.00.000 Iraanse blogs. Dat maakt van Iran het derde meest bloggende land ter wereld.
Een van de Iraanse blogs die ik onlangs ontdekt heb, is Life Goes on in Tehran. Het is een maandelijkse fotoblog van ‘a former Los Angeles resident who moved to Tehran’. ‘Mission statement’ van de blog is, zo staat op de homepage te lezen, te laten zien dat ‘regardless of what any president would have you imagine, despite what any media outlet would have you believe, life goes on in Tehran and elsewhere in Iran.’ Net een van die dingen die Pieter-Jan De Pue en ikzelf willen aantonen wanneer we straks een maand door Iran reizen en daarvan, hier en elders, verslag zullen uitbrengen.
Life Goes on in Tehran is een blog die u móet gezien hebben: de foto’s zijn ontzettend goed en geven een verrassend én artistiek beeld van het leven in Teheran zoals mensen het dagelijks beleven. Ook de commentaren bij de foto’s zijn telkens zeer de moeite waard.
http://lifegoesonintehran.com/