De BBC over ‘Het kleine zwarte visje’

De BBC heeft ontdekt wat ik eigenlijk al wist: het beroemde kinderverhaal Het kleine zwarte visje van Samad Behrangi is veel meer dan een kinderverhaal maar ook een krachtige politieke allegorie – precies de reden waarom ik het verhaal vertaald heb en het sinds juni in de boekhandel ligt. Journalist Negar Esfandiary noemt het verhaal ‘Iran’s equivalent of George Orwell’s 1984′.  Zij ging praten met een aantal vrienden van de auteur, die in 1968 op jonge leeftijd overleed. Gisteren zond de BBC de gesprekken van Esfandiary uit. Er worden ook stukken uit het verhaal voorgelezen. U kan er hier nog zes dagen naar luisteren.

U kan natuurlijk ook nog altijd het verhaal lezen in mijn vertaling, en hier alvast een stukje daaruit: Lees verder

‘Het kleine zwarte visje’: mijn eerbetoon aan Farzad Kamangar

Farzad Kamangar als leraar in Koerdistan

Vorig jaar werden op 9 mei in de beruchte Evin-gevangenis in Teheran vijf politiek gevangenen uit Koerdistan opgehangen: Farzad Kamangar, Ali Heydarian, Farhad Vakili, Mehdi Eslamian en Shirin Alam Holi. De vijf zouden banden hebben gehad met “antirevolutionaire groeperingen”. Het Iraanse regime zei dat de vijf lid waren van de pro-Koerdische groepering PJAK, de Partij voor een Vrij Leven van Koerdistan (PJAK), die nauwe banden heeft met de Arbeiderspartij van Koerdistan (PKK).

De bekendste van de vijf was Farzad Kamangar (1975). Hij was twaalf jaar lang leraar in het Koerdische dorp Kamiaran. Op 19 augustus 2006 werd hij gearresteerd. Kamangar werd wel eens vergeleken met de beroemdste leraar van Iran en de schrijver van het verhaal waarvan mijn vertaling net in de boekhandel ligt: Samad Behrangi, die met zijn wereldberoemde Mahiye siah kuchulu (1968) of Het kleine zwarte visje ook zijn verzet uitte tegen het regime van de sjah en tegen een dictatoriale levenswijze. Tijdens de Iraanse Revolutie van 1979 was dit een veelgehoorde leuze: Rahe Samad rahe mast, Samad moalleme mast. Vertaald: De weg van Samad is onze weg, Samad is onze leraar. Lees verder

‘Het kleine zwarte visje’ mag gaan zwemmen


Vandaag kreeg ik de eerste exemplaren van mijn vertaling van Het kleine zwarte visje, dat binnen een paar dagen in de boekhandel ligt.

Het kleine zwarte visje is zoveel meer dan een kinderverhaal. Samad Behrangi, een immens populaire dorpsleraar die werd vermoord door aanhangers van de shah, schreef het ook als een allegorie voor het verlangen naar vrijheid onder een dictatoriaal regime. Het verhaal sluit dus uitstekend aan bij wat zich vandaag in de Arabische wereld en het Midden-Oosten afspeelt.

Het kleine zwarte visje woont in een beek met zijn moeder, maar wil de zee zien, en trekt op pad. Maar op zijn weg komt het gevaarlijke dieren als de pelikaan, de reiger en de zwaardvis tegen. Of het visje uiteindelijk ook vrijheid vindt? Daarvoor moet u het boek lezen, en dan nog – en dat is onder meer de kracht van het verhaal – kan ieder zijn eigen invulling aan het einde geven.

Bijna ‘Het kleine zwarte visje’


Deze week kreeg ik de zomerbrochure van Uitgeverij Lannoo in de bus. Met daarin deze mooie pagina (zie foto), die me, natuurlijk, heel blij maakt. Het kleine zwarte visje heeft schitterende tekeningen van Korneel Detailleur, die erg poëtisch en uitgepuurd ogen en daarom perfect passen bij de schrijfstijl van Samad Behrangi. Rond 21 juni ligt de vertaling in de winkel.

‘Het kleine zwarte visje’: een voorsmaakje

In juni verschijnt mijn vertaling van het Perzische kinderverhaal Mahiye siyahe kuchulu van Samad Behrangi (1939-1967). Een mooi moment: in juni is het namelijk twee jaar geleden dat Mahmoud Ahmadinejad door de frauduleuze presidentsverkiezingen aan een tweede ambtstermijn kon beginnen. En is het ook twee jaar geleden dat de Groene Beweging ontstond, de oppositiebeweging die zich verzette tegen de uitslag van de verkiezingen en aanvankelijk eerst alleen een nieuwe stembusgang vroeg, maar vandaag ook durft te roepen om een totale verandering van het Iraanse systeem.

Juni is een mooi moment om met mijn vertaling te komen: ik zie mijn versie van Het kleine zwarte visje als onderdeel van mijn kleine oorlog tegen het regime. Het kleine zwarte visje is immers zoveel meer dan een kinderverhaal. Samad Behrangi, een immens populaire dorpsleraar die werd vermoord door aanhangers van de shah, had er ook allegorische bedoelingen mee. Het verhaal vertelt ook de strijd van onderdrukte mensen tegen dictatuur, en hun verlangen naar vrijheid. Het kleine zwarte visje woont in een beek met zijn moeder, maar wil de zee zien, en trekt op pad. Maar op zijn weg komt het gevaarlijke dieren als de pelikaan, de reiger en de zwaardvis tegen. Of het visje uiteindelijk ook vrijheid vindt? Daarvoor moet u het boek lezen, en dan nog – en dat is onder meer de kracht van het verhaal – kan ieder zijn eigen invulling aan het einde geven.
Veertig jaar na zijn dood blijft Samad Behrangi de populairste leraar van Iran. Tijdens de Revolutie van 1979 was dit een van de veelgehoorde leuzes: Rahe Samad rahe mast, Samad moalle mast. Vertaald: De weg van Samad is onze weg, Samad is onze leraar. Vandaag is het verhaal in Iran actueler dan ooit. Maar het verhaal heeft ook buiten Iran relevantie: als ik kijk naar de vele opstanden in de Arabische wereld, moet ik vaak aan het kleine zwarte visje denken.
Hier alvast een voorsmaakje van mijn vertaling:
‘Hou op met al die grote woorden,’ onderbrak de moeder het visje, ‘en laten we een eindje zwemmen. Nu is het tijd om te zwemmen, niet om te praten.’

‘Nee, mama, ik heb genoeg van al dat zwemmen’, reageerde het kleine zwarte visje. ‘Ik wil op weg gaan om te zien wat er elders gebeurt. Misschien denk je dat iemand anders jouw kleine visje deze ideeën heeft aangepraat, maar weet dat ik er zelf lang over nagedacht heb. Natuurlijk heb ik ook veel dingen van de anderen geleerd. Ik weet bijvoorbeeld dat meeste vissen klagen als ze oud worden, en vinden dat hun leven nutteloos is geweest. De hele tijd jammeren en vloeken ze over alles. Ik wil weten of het leven echt betekent dat je gewoon de hele tijd op een klein plekje moet rondcirkelen tot je oud wordt en verder niets, of dat er ook een andere manier is om op deze wereld te leven?’

Toen het kleine visje klaar was met spreken, riep de moeder uit: ‘Liefje! Ben je gek geworden? De wereld…! De wereld…! Wat is die andere wereld? De wereld is hier, waar we nu zijn. En het leven, dat is ook gewoon wat we nu hebben!’

Het boek verschijnt bij Uitgeverij Lannoo, met tekeningen van Korneel Detailleur. 80-tal pagina’s. Kostprijs: 12,95 euro.

Vertaling van de laatste brief van Farzad Kamangar

Een van de vijf geëxecuteerde Koerden, Farzad Kamangar, heeft een erg ontroerende laatste brief geschreven vanuit de gevangenis. Hij verwijst erin naar het beroemde Perzische kinderverhaal Mahiye siahe kuchulu, ‘Het kleine zwarte visje’, dat ik trouwens net vertaald heb. Dat is een verhaal uit 1968 van Samad Behrangi, net als Farzad een leraar die vermoord werd door het regime, maar dan dat van de shah. ‘Het kleine zwarte visje’ is ook een allegorie voor het verzet tegen een dictatoriale levenswijze, tegen isolement, tegen onwetendheid.

Hier volgt de Nederlandse vertaling van de erg ontroerende laatste brief van Farzad. Verspreid hem, zodat hij niet vergeten wordt.

Wees sterk, kameraden

Er was eens een vis die 10.00 eitjes had gelegd. Alleen één zwart visje overleefde. Hij leeft samen met zijn moeder in een beek. Op een dag zei het kleine visje tegen zijn moeder: “Ik wil hier weg.” De moeder zei: “Waar naartoe?” Het kleine visje antwoordde: “Ik wil gaan kijken waar de beek eindigt.”

Gegroet, celgenoten. Gegroet, vrienden in pijn!

Ik ken jullie goed: jullie zijn de leraren, de buren van de sterren van Khavaran[1], de klasgenoten van tientallen mensen wier teksten tegen hen werden gebruikt, de leraren van studenten wier enige misdaad hun gedachten waren. Ik ken jullie goed: jullie zijn de collega’s van Samad[2] en Ali Khan. Jullie herinneren zich mij, toch?

Ik ben het, degene die vastgeketend zit in de Evin-gevangenis.

Ik ben het, de stille student die in de kapotte schoolbanken zit en verlangt om de zee te zien in een afgelegen dorp in Kurdistan. Ik ben het, die net als jullie de verhalen van Samad aan zijn studenten vertelde.

Ik ben het die graag de rol van het kleine zwarte visje op mij neemt.

Ik ben het, jullie kameraad die ter dood veroordeeld is.

De valleien en de bergen liggen nu achter hem en de rivier stroomt door een vlakte. Links en rechts voegen andere riviertjes zich bij de rivier, die nu vol water is. Het kleine visje geniet van zo overvloedig veel water…het kleine visje wilde naar de bodem van de rivier gaan. Hij kon zoveel zwemmen als hij wilde en botste nergens tegenaan.

Plots zag hij een grote groep vissen. Er waren er 10.000, waarvan één tegen het kleine zwarte visje zei: “Welkom in de zee, vriend!”

Mijn gevangen collega’s! Is het mogelijk om achter dezelfde schoolbank als Samad te zitten, te kijken in de ogen van de kinderen van dit land en te zwijgen?

Is het mogelijk om een leraar te zijn en aan de kleine vissen van dit land niet de weg naar de zee te tonen? Wat doet het er toe of ze uit de Aras komen, of de Karoon, de Sirvan, of de Sarbaz Rood? Wat doet het er toe, als de zee een gemeenschappelijk doel is, dat ons allen verenigt? De zon is onze gids. Laat de gevangenis onze beloning zijn – het zij zo!

Is het mogelijk om de zware last te torsen van het leraarschap en verantwoordelijk te zijn voor het planten van de zaadjes van kennis, en toch stil te blijven? Is het mogelijk om de krop in de keel van onze leerlingen te zien en hun dunne en ondervoede gezichten, en stil te blijven?

Ik kan me niet voorstellen een leraar te zijn in het land van Samad, Khan Ali en Ezzati en me niet bij de eeuwige Aras-rivier te voegen. Ik kan me niet voorstellen om getuige te zijn van de pijn en armoede van de inwoners van dit land en niet onze harten aan de rivier en de zee te geven, te bulderen en te overstromen.

Ik weet dat op een dag deze harde en ongelijke weg voor de leraren geplaveid zal zijn, en dat jullie lijden een ereteken zal zijn, zodat iedereen kan zien dat een leraar een leraar is, zelfs wanneer zijn weg geblokkeerd wordt door gevangenis en executie.

Het kleine zwarte visje en niet de reiger is de eer van de leraar.

Het kleine visje zwom rustig in de zee en dacht: De dood ontmoeten is niet lastig voor mij, noch heb ik spijt. Plots dook de reiger naar beneden en greep het kleine visje.

Oma vis beëindigde haar verhaal en vertelde haar 12.000 kinderen en kleinkinderen dat het bedtijd was. 11.999 kleine visjes zeiden ‘goedenacht’ en gingen slapen. Ook de grootmoeder ging naar bed. Alleen één klein rood visje kon de slaap niet vatten. Hij dacht diep na…

Farzad Kamangar

Een leraar, ter door veroordeeld, Evin-gevangenis


[1] Een kerkhof in het oosten van Teheran waar veel politiek gevangenen geëxecuteerd werden.

[2] Samad Behrangi, auteur van Mahiye siahe kuchulu of Het kleine zwarte visje.

Ter ere van Farzad en de andere vermoorde visjes

Ter nagedachtenis van de vijf geëxecuteerde Iraanse Koerden (zie bericht van gisteren) breng ik hier alvast een kort stukje van mijn vertaling van Het kleine zwarte visje, het kinderverhaal waarnaar Farzad verwees in zijn laatste brief vanuit de gevangenis.

شب چله بود. ته دریا ماهی پیر دوازده هزار تا از بچه ها و نوه هایش را دور خودش جمع کرده بود و برای آنها قصه می گفت

«یکی بود یکی نبود. یک ماهی سیاه کوچولو بود كه با مادرش در جویباری زندگی می کرد.این جویبار از دیواره های سنگی کوه بیرون می زد و در ته دره روان می شد. خانه ی ماهی کوچولو و مادرش پشت سنگ سیاهی بود؛ زیر سقفی از خزه. شب ها ، دوتایی زیر خزه ها می خوابیدند. ماهی کوچولو حسرت به دلش مانده بود که یک دفعه هم که شده، مهتاب را توی خانه شان ببیند!

مادر و بچه ، صبح تا شام دنبال همدیگر می افتادند و گاهی هم قاطی ماهی های دیگر می شدند و تند تند ، توی یک تکه جا ، می رفتند وبر می گشتند. این بچه یکی یک دانه بود – چون از ده هزار تخمی که مادر گذاشته بود – تنها همین یک بچه سالم در آمده بود.

چند روزی بود که ماهی کوچولو تو فکر بود و خیلی کم حرف می زد. با تنبلی و بی میلی از این طرف به آن طرف می رفت و بر می گشت و بیشتر وقت ها هم از مادرش عقب می افتاد. مادر خیال میکرد بچه اش کسالتی دارد که به زودی برطرف خواهد شد ، اما نگو که درد ماهی سیاه از چیز دیگری است!

یک روز صبح زود، آفتاب نزده ، ماهی کوچولو مادرش را بیدار کرد و گفت:

«مادر، می خواهم با تو چند کلمه یی حرف بزنم».

Het was de langste, koudste nacht van het jaar. Diep op de zeebodem had een oude vis 12.000 van haar kinderen en kleinkinderen verzameld. Ze begon hen een verhaal te vertellen:

“Er was eens een klein zwart visje dat met zijn moeder in een beek leefde. De beek kwam uit een rotswand en stroomde door de bodem van een vallei. Hun huis bevond zich achter een zwarte rots. Ze sliepen er ’s nachts samen onder een hemel van mos. Er was niets wat het kleine zwartje visje liever wilde dan één keer de maneschijn in hun huis te zien.

Van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat zwommen moeder en kind achter elkaar. Soms mengden ze zich onder andere vissen, en dan snelden ze kleine plekjes in en uit. Het visje was enig kind. Van de 10.000 eitjes die zijn moeder gelegd had, was hij de enige overlevende.

Al een paar dagen was het kleine visje diep in gedachten verzonken. Hij sprak maar weinig en gleed lusteloos heen en weer. Meestal kwam hij een eindje achter zijn moeder aangezwommen. Zij dacht dat haar kind ziek was en zich snel weer beter zou voelen. Maar eigenlijk was het visje niet ziek. Het had last van iets helemaal anders!

Vroeg op de morgen, nog voor de zon was opgestaan, maakte het kleine visje zijn moeder wakker en zei:

“Moeder, ik moet met u praten.”